
Waar het studierapport van de Christelijke Gereformeerde Kerken met grote mate van stelligheid concludeert dat, op grond van de Gereformeerde Schriftbeschouwing, homoseksualiteit zonde is en er geen bewijs is dat een andere uitleg mogelijk is, bleek echter uit de vorige Vrije-Interpretatie dat het minder vanzelfsprekend is dan het studierapport doet voorkomen. Er zijn meer en andere argumenten, zoals David J. Murphy in zijn artikel “More evidence Pertaining to “There Females” in Romans 1:26” in de Journal of Biblical Literature uit 2019 duidelijk maakt. Het biedt een andere invalshoek die ruimte laat voor een andere interpretatie van Romeinen 1:18-27. Daarom is het interessant die verkenning voort te zetten, omdat het helpt bij de vraag of de gereformeerde schriftbeschouwing dwingt tot het afwijzen van homoseksuele relaties of dat die conclusie misschien te verstrekkend is in het licht van wat Paulus zegt in Romeinen 1.
Natuurlijk gebruik
Waar Murphy met kracht van argument duidelijk maakt dat het begrip ‘tegennatuurlijk’ waarover Paulus spreekt een specifieke betekenis heeft die erop neerkomt dat Paulus niet het oog had op homoseksualiteit, maar op anale of orale seks tussen mannen en vrouwen of tussen mannen onderling, wijst Murphy ook naar het artikel van professor David Fredrickson, hoogleraar Nieuwe Testament aan het Luther Seminary te St. Paul, Minnesota in de Verenigde Staten. Fredrickson schreef een bijdrage in het boek: “Homosexuality, Science and the “Plain Sense” of Scripture” onder de titel “Natural and Unnatural Use in Romans 1:24‒27,” waarin hij concludeert dat Paulus zijn betoog in Romeinen 1 ontleent aan een uiteenzetting uit de filosofie en literatuur over erotische liefde waarbij ‘natuurlijk gebruik’ een begrip is dat duidt op een geaccepteerde seksuele praktijk en de psychologie van de erotische liefde die de schadelijke effecten van passie begrijpelijk maakt. Daarbij is niet het geslacht van degenen die seks hebben met elkaar het probleem, maar de passie. Voor Paulus doelgroep was passie op zichzelf al oneerbaar. De morele kwestie is niet seksuele geaardheid maar het verband tussen passie en onrechtvaardigheid. Volgens Fredrickson werden in de tijd van Paulus vooral gebrek aan zelfbeheersing en passiviteit als belangrijkste vormen van seksuele immoraliteit beschouwd en niet de homoseksualiteit op zich, omdat die gelijkgesteld werd aan heteroseksualiteit. Tegen de achtergrond van filosofische en literaire opvattingen in Paulus’ tijd valt op te maken dat Paulus’ taalgebruik in Romeinen 1:24-27 overeenkomt met het taalgebruik in de discussie over erotiek. Eén van die overeenkomsten betreft hetzelfde woordgebruik dat betrekking heeft op seksuele activiteit; in beide gevallen wordt daarvoor het woord ‘gebruik’ gebruikt. Hoewel moderne uitleggers dat begrip veelal in verband brengen met ‘relatie’ en ‘gemeenschap hebben’ dat dat uit van het moderne idee dat seksualiteit iets wederkerigs is, terwijl het begrip ‘gebruik’ daarop niet ziet. Het heeft namelijk betrekking op een verlangende persoon, meestal een man, die zijn verlangens uitleeft op de verlangde persoon, man of vrouw. Daarbij geldt dat het begrip ‘gebruik’ vooral de nadruk legt op het feit dat de gebruikte als werktuig wordt gebruikt voor het seksuele verlangen van de gebruiker. zo gebruikelijk als eten wordt gebruikt om honger te stillen, zo gewoon werd het seksueel gebruik van de een door ander ervaren.
Hartstocht en zelfbeheersing
Naast de alom bekende associatie van seksualiteit en eten en het woord: ‘gebruik’ werd het woord: ‘gebruik’ ook in verband gebracht met de zogenaamde huishoudcode. Daarbij gaat het ook telkens om bezit en gebruik van eigendom; vrouwen werden tot de categorie van het gebruik gerekend. Bij de toepassing van de huishoudcode was het goede gebruik van de dingen een belangrijk onderwerp. Daarbij bestond ook de opvatting dat het uitschakelen van hartstocht nodig is om als familiehoofd de bezittingen op een goede manier te kunnen gebruiken. Ook in de filosofie werd ervan uitgegaan dat het goede gebruik van zaken, zelfbeheersing vereist. Dit was een breed gedragen opvatting onder filosofen. Daarbij wordt correct gebruik afgemeten aan het gebruik van noodzakelijke dingen en het strikt vermijden van luxe. Naast dat filosofen de term ‘correct gebruik’ hanteerden, gebruikten zij ook het begrip dat ook Paulus gebruikt in Romeinen 1: 26-27, namelijk: ‘natuurlijk gebruik’. “Natuurlijk gebruik’ kenmerkt zich dan door het zich onthouden van luxe en de beheersing van hartstocht. In Paulus’ tijd werd onderscheid gemaakt tussen seksualiteit gericht op voortplanting, seksualiteit tussen man en vrouw, seksualiteit die symbool staat voor het behoud van de mannelijke sociale superioriteit ten opzichte van de vrouw en seksualiteit waar hartstocht tot een minimum wordt beperkt of zelfs helemaal ontbreekt. Van belang is dat in oude teksten uitsluitend het ontbreken van hartstocht met het begrip ‘gebruik’ in verband wordt gebracht. Paulus combinatie van de woorden ‘natuurlijk’ en ‘gebruik’ komt overeen met de wijze waarop moraalfilosofen in zijn tijd hartstocht of passie en zelfbeheersing op alle levensterreinen tot hun centrale ethisch probleem maakten. Het idee dat passie of hartstocht tegennatuurlijk is, was niet beperkt tot slechts bepaalde filosofen.
Tegennatuurlijk
In het licht van de aanvaarde opvatting onder filosofen dat hartstocht tegennatuurlijk is, ligt het voor de hand, nu Paulus in Romeinen 1:24-27 dezelfde woordcombinatie hanteert, dat Paulus niet het oog had op gedrag in strijd met het Bijbelse huwelijk, maar het oog heeft op het verkeerde van hartstocht. Hoewel het begrip ‘natuurlijk’ onder schrijvers van de oudheid verschillende betekenissen kende, is de meest waarschijnlijke betekenis, volgens Fredrickson, het probleem van zelfbeheersing tegenover erotische liefde. Vanuit dat perspectief heeft onnatuurlijk gebruik minder te maken met het geslacht van de personen die seks hebben en meer met de ervaring van het verlies van zelfcontrole door de gebruiker van andermans lichaam.
Brandende pijl
Weliswaar gebruikt Paulus niet het woord ‘eros’ in zijn tekst, toch zijn er voldoende aanwijzingen die in de richting wijzen dat Paulus daarop wel het oog heeft. Zo gebruikt Paulus in vers 24 het woord ‘verlangen’, in vers 26 het woord ‘hartstocht’ en in vers 27 gebruikt Paulus de woorden: ‘ontbranden’, ‘wellust’ en ‘dwaling’. Elk van die woorden speelt een sleutelrol in de discussie over erotische liefde in de oudheid; in onderlinge samenhang schetsen ze een goed beeld van de kritiek die filosofen hadden op erotische liefde. Paulus gebruikte in vers 24 ‘de verlangens van hun hart’; verlangen behoorde tot één van de vier typen van hartstocht zijnde verlangen, verdriet en genot, die werden onderscheiden. Zowel in de filosofie als in de literatuur in Paulus’ tijd werd het hart geassocieerd met erotische liefde. Dat verlangen begint altijd in het hart. Het door Paulus in vers 26 gebruikte woord ‘hartstocht’ is ontleend aan de filosofie over erotische liefde. De beide woorden, hartstocht en verlangen, die Paulus in deze context gebruikt, duiden allebei op een buitensporig seksueel verlangen. Dat Paulus bekend was met literair en filosofisch spreken over eros, blijkt ook uit Romeinen 1:27 als hij schrijft dat mannen ‘in hartstocht voor elkaar zijn ontbrand’. in een breed scala van literaire en filosofische opvattingen was vuur de belangrijkste metafoor van seksuele liefde, die de ellende van de minnaar benadrukte, die bestaat uit zijn voortdurende onbevredigde staat en zijn verlies aan zelfbeheersing. Daarbij is het geslacht van de persoon waarvoor de minnaar in vuur ontbrandt niet van belang. Dit beeld van vuur is vaak een uitdrukking van de gedachte dat seksuele passie een kracht is die de minnaar van buitenaf binnendringt. De vuur beeldspraak accentueert het passieve karakter van de verlangende persoon. Zoals een brandende pijl in het hart dringt, zo dringt eros ook het hart binnen. Daarmee wordt ook duidelijk dat Paulus niet doelt op het naar buiten komen van de seksuele geaardheid die diep in de persoon van binnen zit, maar hij verwoordt eerder de filosofische visie dat passie van buitenaf binnendringt en de persoon daarmee overweldigt. Daarbij was de gedachte dat het vuur van de liefde ontbrandt in de lust, zoals Paulus dat ook schrijft in Romeinen 1:27. Ook met betrekking tot Paulus’ gebruik van het woord ‘dwaling’ refereert hij aan gebruik van een woord in bestaande literatuur waarbij seksualiteit met passie als dwaling werd beschouwd. Van dwaling is dan sprake wanneer het natuurlijke verlangen wordt overschreden, en hartstocht een rol speelt in de manier waarop voorwerpen worden bezeten. Uit Paulus’ woordkeus wordt duidelijk dat het niet zijn bedoeling is om homoseksualiteit te veroordelen, maar hij vertelt het verhaal van mensen die zijn overweldigd door passie.
Hartstocht
Fredrickson wijst er vervolgens op dat uit Romeinen 1: 18-32 blijkt dat hartstocht en oneer de goddelijke straf is voor ondankbaarheid en het niet verheerlijken van God. Paulus stelt dat Gods toorn voortkomt uit onrechtvaardigheid die opzettelijk tegen zijn persoon wordt begaan. Het gangbare idee dat erotische passie de minnaar tot oneer brengt, ligt ten grondslag aan Paulus' betoog in 1:24-27. Vervolgens herhaalt hij het verband tussen straf, passie en oneer. In Romeinen 1:27 is opvallend dat de straf wordt verbonden met dwaling. Het directe probleem is hartstocht, niet het geslacht van de personen die seks hebben. Het argument van Romeinen 1:18-27 berust op de opvatting bekend bij Paulus' publiek dat hartstocht zelf oneervol is. Ook in 1 Korintiërs 6:9 refereert Paulus aan de afkeer van de filosofische traditie van passie. In dit geval gebruikt hij het begrip "zachtheid" om personen die geen zelfbeheersing hebben mee aan te duiden. Fredrickson concludeert dat het morele probleem dat Paulus aansnijdt niet gaat over de seksuele geaardheid, maar verband houdt met passie en onrechtvaardigheid. Daarom vindt Fredrickson het anachronistisch en ongepast om te denken dat Paulus homoseksualiteit als onnatuurlijk veroordeelt en heteroseksualiteit prijst als een weerspiegeling van de door God gegeven orde der dingen. Paulus verwijst niet naar de seksuele activiteit tussen mannen als een schending van de bij de schepping gegeven man-vrouw norm, maar als een voorbeeld van hartstocht waaraan God mensen heeft overgeleverd die hem onteerd hebben. Het directe probleem is dus hartstocht, niet het geslacht van de personen die seks hebben.
Herbezinning
Zowel David J. Murphy als Fredrickson leveren argumenten die de vanzelfsprekendheid van heersende gereformeerde schriftbeschouwing over homoseksuele relaties ter discussie stellen. Waar het studierapport van de Christelijke Gereformeerde Kerken stelt dat zij geen bewijs heeft dat een andere uitleg dan die van de kerkelijke lijn die in de traditie voor gezaghebbend wordt gehouden, mogelijk is, maken zowel Murphy als Fredrickson duidelijk dat Paulus in Romeinen 1:24-27 niet het oog heeft gehad op het veroordelen van homoseksuele relaties; Murphy maakt aannemelijk dat Paulus helemaal niet spreekt over vrouwelijke homoseksualiteit, maar dat in Paulus’ tijd met tegennatuurlijk gebruik sprake is van anale of orale seks. Fredrickson sluit daarbij in feite naadloos aan doordat hij aannemelijk maakt dat hartstocht en onrechtvaardigheid een straf van God is vanwege ondankbaarheid en het aantasten van de eer van God. En die hartstocht brengt mensen tot seksueel gedrag dat ook voor de mensen in Paulus’ tijd als onnatuurlijk werd beschouwd. De opvattingen van Murphy en Fredrickson sluiten op elkaar aan en versterken de overtuiging dat het Paulus niet te doen is geweest om homoseksualiteit te veroordelen maar hartstochten die mensen tot orale en anale seks brachten, die als verwerpelijk en onnatuurlijk werd beschouwd. Fredrickson legt overtuigend uit dat Paulus’ idioom in Romeinen 1 overeenkomt met en aansluit bij gangbare filosofische en literaire opvattingen dat hartstocht als tegennatuurlijk werd beschouwd. Die hartstocht die mensen voor elkaar in vuur en vlam zetten en zich tegennatuurlijk doen gedragen wat zich onder andere uit in orale en anale seks. Zowel Murphy als Fredrickson geven redenen tot herbezinning op de gereformeerde schriftbeschouwing die Romeinen 1:24-27 als bewijstekst aanvoeren dat God homoseksuele relaties als zondig afwijst. Die interpretatie van de woorden van Paulus is minder vanzelfsprekend en nog minder overtuigend dan de synodecommissie van de Christelijke Gereformeerde Kerken wil doen geloven. Het brengt homoseksuelen daarmee onnodig in een existentiële loyaliteitscrisis. Dat die existentiële loyaliteitscrisis niet nodig hoeft te zijn, wordt door James Allison’ interpretatie van Romeinen 1 duidelijk gemaakt. Goede reden om hieraan in een volgende Vrije-Interpretatie aandacht te geven.
Reactie toevoegen