Blog posts

Machtswoord

Machtswoord

De bestuurlijke chaos binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken is, met het laatste besluit van de generale synode voordat de vergadering sloot, nog groter geworden dan zij al was. Met het laatste besluit heeft de meerderheid van de afgevaardigden ter synode haar machtswoord uitgesproken. Het besluit getuigt van onbehoorlijk bestuur omdat het in strijd is met de beginselen van gereformeerd kerkrecht, de kerkorde en is onzorgvuldig geformuleerd. Het besluit veroorzaakt bestuurlijke chaos wat op zichzelf al onbehoorlijk is. Met het besluit wordt een mogelijke kerkscheuring geforceerd. 

 

Onverantwoord handelen

De synodevergadering besloot - kort gezegd - alleen nog te vergaderen als er onontkoombare besluiten nodig zijn in dossiers of als kerken die nu afwijken van de synodale besluiten zich in groten getale daaraan alsnog zullen conformeren. Dat betekent dat gemeenten die de ambten hebben opengesteld dat zouden moeten terugdraaien. Met dit besluit geeft de synodevergadering er blijk van de kerkelijke weg volkomen kwijt te zijn. Het besluit definieert nauwelijks wat onontkoombare besluiten zijn, terwijl de tweede voorwaarde illusoir is en onbepaald. Wanneer sprake zou zijn van ‘in grote getalen’ is uiteraard arbitrair. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat kerken die de ambten hebben opgesteld dat niet ongedaan zullen maken. Een vergadering die een besluit neemt waarvan op voorhand duidelijk is dat het nauwelijks tot niet uitvoerbaar is, handelt uiteraard onverantwoord. Het is niet teveel gezegd dat de meerderheid van de afgevaardigden voor dit besluit kan worden gerekend tot de rechterflank van het kerkverband. Het is deze rechterflank die het initiatief nam tot het voorstel dat resulteerde in het synodebesluit en aan wie dit kan worden aangerekend. 

 

Verstrikt in groepsdenken

Het lijkt er sterk op dat de rechterflank steeds meer verstrikt is geraakt in groepsdenken. Kenmerkend voor groepsdenken is een manier van denken die mensen hanteren wanneer ze diep betrokken zijn bij hun eigen groep. Het  is een denkwijze die plaatsvindt bij mensen die nauw met elkaar samenwerken, daarbij een hechte groep vormen en die zoveel waarde hechten aan een unanieme mening, dat deze unanimiteit belangrijker wordt geacht dan een kritische rationele instelling. De afgevaardigden die behoren bij of zich verbonden voelen met Bewaar het Pand en het Christelijk Gereformeerd Beraad zijn een duidelijk herkenbare, georganiseerde groep. Ze functioneren vanuit formele structuren wat hen tot een duidelijke eenheid maakt, die ook herkenbaar is in het debat ter synode. Zij manifesteren in hun bijdragen een gevoel van saamhorigheid en gedeelde overtuiging. Typerend beeld hiervan is de foto in het Nederlands Dagblad waarin deze groep tijdens een schorsing overleg voerde over het door hen ingediende voorstel. Ook andere, gematigde afgevaardigden die zich tot op zekere hoogte verwant voelen met deze groep kunnen zich in veel gevallen identificeren met de opvattingen van die groep. In feite geeft dit een psychosociaal fenomeen weer, waarbij een groep, die op zichzelf bestaat uit bekwame personen, zich laat beïnvloeden door groepsprocessen, waardoor de kwaliteit van de besluitvorming vermindert.   

 

Bedreigend en overdrijven

Het groepsdenken lijkt te worden versterkt doordat de linkerflank bedreigend is voor de rechterflank. Daardoor lijkt er behoefte om de eigen groepsidentiteit te versterken. Vanuit de rechterflank is meermalen gezegd dat zij klassiek Christelijk Gereformeerd willen blijven. Door de problemen te overdrijven ontstaat een gevoel van urgentie en noodzaak en onontkoombaarheid. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de taxatie van de rechterflank van onder meer de controverse over vrouw en ambt en in mindere mate homosekuele relaties. De indruk die de afgevaardigden wekken, is dat het kerkverband door die controverses niet meer zou functioneren, omdat een groot aantal kerken in strijd met synodale besluiten handelt. Wie de synodevergaderingen heeft gevolgd, heeft bijvoorbeeld te horen gekregen dat er een kerkelijke impasse zou zijn en dat er geen uitweg voor het kerkverband zou zijn. Het kerkverband zou niet langer zo door kunnen en meer van dat soort grootspraak. De media nemen die kwalificaties over en versterken daarmee de crisisfeer, die de indruk wekken dat het kerkelijke leven inmiddels tot stilstand zou zijn gekomen. Het is verleidelijk om dit crisis-vocabulair over te nemen, wat ook is gebeurd. Het aantal afgevaardigden dat alarmerende woorden gebruikte over de toestand van het kerkverband en zijn voortbestaan is groot, terwijl ook het moderamen van de synode de situatie dramatiseerde, bijvoorbeeld in zijn brief aan de kerken. Met name de afgevaardigden van de rechterflank wakkerden de dramatiek aan. 

 

Functioneert naar behoren

Wie echter het huidige functioneren van het kerkverband in ogenschouw neemt, kan niet anders concluderen dan dat het praktisch gezien naar behoren functioneert. Weliswaar zijn er een aantal classes die hun werkzaamheden hebben afgeschaald, maar ook die doen over het algemeen nog steeds wat noodzakelijk is. Het feit dat een groot aantal kerken de ambten hebben opengesteld of daartoe het voornemen hebben, heeft geen invloed op het kerkelijke leven van de plaatselijke kerken. Het beeld dat vanuit de generale synode en de media wordt geschetst, is een uitvergroting van een beperkt probleem dat praktisch slechts beperkte invloed heeft op de samenleving van de kerken en hun onderlinge verhoudingen. Dat wordt overigens ook meermalen bevestigd door het feit dat buiten officiële vergaderingen blijkt dat de onderlinge verhoudingen goed zijn en er sprake is van een broederlijke sfeer. Het vorenstaande betekent uiteraard niet dat de onderwerpen waarover de discussies op kerkelijke vergaderingen gaan onbetekenend zouden zijn, zeker niet; maar, en dat is het punt, zij hebben nauwelijks invloed op het dagelijks kerkelijk leven. De grote woorden die daarom ter synode zijn gebruikt, dekken de lading niet. Zij zijn overdrijvingen die de problemen onnodig en ten onrechte vergroten waardoor de bestuurlijke verhoudingen onder hoogspanning komen te staan.

 

Verabsoluteren eigen standpunt

Dit groepsdenken lijkt er mede aan in de weg te staan dat de rechterflank niet openstaat voor de afwijkende standpunten van de linkerflank. De afgevaardigden van de rechterflank lijken zelfs de eigen standpunten te verabsoluteren, wat aan hen de ruimte ontneemt om open te staan voor standpunten van de linkerflank. Wie de afgelopen week naar de bijdragen heeft geluisterd van de afgevaardigden ter rechterzijde van het kerkverband zal het zijn opgevallen dat naarmate de week vorderde ook steeds stevigere standpunten werden ingenomen, die ook ten koste gingen van nuance. Het eigen standpunt werd steeds meer verabsoluteerd. De meerderheidsvisie op vrouw en ambt werd verheven tot een officieuze leeruitspraak ten gevolge waarvan het - nog door geen enkele synode veoordeelde - minderheidsstandpunt als onschriftuurlijk werd gekwalificeerd of dat minstens werd gesuggereerd. Ook enig begrip voor gewetensbezwaren bij de minderheid van afgevaardigden ontbrak. Daarentegen wordt het voor vast en bondig houden van synodale besluiten gebaseerd op een kerkrechtelijk onjuiste interpretatie van artikel 31 K.O..

 

Onjuiste uitleg artikel 31 K.O.

De uitleg van artikel 31 K.O., die ter synode te horen was, is namelijk onjuist; daar werd beweerd dat een meerderheidsbesluit voor vast en bondig moest worden gehouden, behoudens het recht van revisie en appel. Dat betekent dat een meerderheidsbesluit per definitie rechtsgeldig is, maar dat daartegen nog wel bezwaar kan worden gemaakt, terwijl de bezwaarde zonder meer gebonden is aan het meerderheidsbesluit als zijn bezwaar na revisie en appel ongegrond verklaard wordt door een kerkelijke vergadering. Echter, deze uitleg van artikel 31 K.O. is in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De kerk belijdt immers in dat artikel, dat zaken die op een kerkelijke vergadering zijn besloten, het kerkrecht of andere besluiten niet gelijk gesteld mogen worden aan de Bijbel. Óók besluiten van een kerkelijke vergadering niet; artikel 7 NGB relativeert de autoriteit van besluiten van kerkelijke vergaderingen, of het nu gaat om besluiten van een kerkenraad, een classis, een synode of een ander kerkelijk lichaam. Dergelijke besluiten worden niet als onfeilbaar of absoluut beschouwd. Ze zijn gebonden aan de norm van de Schrift. Dit betekent dat bezwaarden het recht hebben om besluiten van kerkelijke vergaderingen te toetsen aan de Bijbel, de belijdenis en de kerkorde en om bezwaar aan te tekenen tegen kerkelijke besluiten als ze van mening zijn dat deze besluiten daarmee in strijd zijn. Het bezwaar van de bezwaarde vindt zijn namelijk grond in de Schrift, belijdenis en kerkorde. Dat bezwaar wordt alleen weggenomen als de kerkelijke vergadering de bezwaarde zélf ervan overtuigt dat zijn bezwaar op grond van de Schrift ongegrond is. Echter, dat bezwaar kan niet worden weggenomen enkel vanwege het feit dat de revisie- en appelprocedure zijn doorlopen en de bezwaren door de kerkelijke vergadering ongegrond verklaard zijn, zonder dat de bezwaarde van de juistheid van die ongegrondverklaring in zijn geweten overtuigd is. 

 

Voor bezwaarde zélf bewezen

Daarentegen heeft professor Rutgers overtuigend betoogd dat de tenzij-bepaling van artikel 31 K.O. niet alleen de bewijslast bij de bezwaarde ligt, maar ook dat de strijd met Schrift, belijdenis en kerkorde voor de bezwaarde zélf bewezen moet zijn. Rutgers argumenteert dat het niet gaat om de vraag of de meerdere vergadering erkent dat er strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde, want in dat geval zou de kerkelijke vergadering zelf het besluit direct intrekken. Rutgers punt is dat een lid van de kerk of een plaatselijke kerkenraad c.q. een plaatselijke kerk, op grond van artikel 31 K.O., niet gebonden is aan een besluit, als hij er zelf van overtuigd is dat dit besluit in strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde en dus ingaat tegen zijn geweten. De argumentatie van Rutgers vindt steun in de artikelen 7 en 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die erkennen immers ook ruimte voor het geweten van gelovigen, zijnde een kerklid, kerkenraad en daarmee ook een plaatselijke kerk. Daarmee relativeert Rutgers ook meerderheidsbesluiten in die zin dat zij in principe bindende kracht hebben, maar niet in absolute zin. En dat wordt dan ook precies zo in de tenzij-bepaling tot uitdrukking gebracht. 

 

Vast en bondig, behoudens-formulering komt niet voor in artikel 31 K.O.

De formulering ‘vast en bondig, behoudens recht van revisie en appel’ is van formeelrechtelijke aard, die vooral de rechtszekerheid beoogt te waarborgen. Echter, de 'vast en bondig, behoudens’-formule, die door een aantal afgevaardigden en adviseurs gebruikt werd, heeft een hiërarchisch karakter dat zich niet verdraagt met de beginselen van gereformeerd kerkrecht. De 'vast en bondig, behoudens’-formule komt ook helemaal niet voor in artikel 31 K.O..; de tenzij-bepaling wel en die houdt een uitzondering in op de regel dat meerderheidsbesluiten van kerkelijke vergaderingen bindend zijn; artikel 31 K.O. zelf daarentegen, met zijn tenzij-bepaling, is van materieelrechtelijke aard. In algemene zin, en voor een bezwaarde in het bijzonder, geldt dat er geen gebondenheid is aan een meerderheidsbesluit dat in geweten niet verdragen kan worden door een bezwaarde, omdat de bezwaarde er voor zichzelf van overtuigd is dat het besluit strijdig is met Schrift, belijdenis of kerkorde; daarom brengt artikel 32 NGB krachtig tot uitdrukking wat ook één van de kernen is van artikel 31 K.O., namelijk het verzet tegen elke poging om menselijke regels boven de Bijbel te stellen en benadrukt het artikel het recht van gelovigen om hun geweten te volgen in hun gehoorzaamheid aan God, ongeacht of een meerderheidsbesluit al dan niet nog vatbaar is voor revisie of appel. Daarbij moet aangetekend worden dat uiteraard de bezwaren en in het bijzonder de gewetensbezwaren wel moeten worden geobjectiveerd door onderbouwing op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde. Het enkele subjectieve standpunt dat sprake is van gewetensnood is daarvoor uiteraard onvoldoende.  

 

In praktische zin

Hoewel, in tegenstelling tot de ‘vast en bondig, behoudens’-formule, de tenzij-bepaling ertoe kan leiden dat synodale besluiten niet door iedereen wordt nagekomen, zoals bijvoorbeeld inzake de openstelling van de ambten door plaatselijke kerken, is dat in beginsel aanvaardbaar. Professor Rutgers merkt in dit verband in zijn commentaar op dat als “dat niet-gebonden zijn, practisch zou leiden tot wanorde, dan moeten de kerkelijke vergaderingen zien wat ze doen, in hoeverre de vrager vrij kan blijven of dat hij het kerkverband moet verbreken. Dit laatste volgt altijd bij conflict als beide volhouden”. Als een bezwaarde persisteert bij zijn bezwaren tegen een meerderheidsbesluit op grond van zijn geweten, komt de vraag op of de meerderheid de minderheid kan verdragen. Die vraag moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de niet-gebondenheid aan een besluit op grond van de tenzij-bepaling in praktische zin tot wanorde zou leiden. Als het beroep op de tenzij-bepaling, ondanks revisie en appel gehandhaafd blijft, praktisch tot wanorde in het kerkverband zou leiden, moet uiteraard de bezwaarde het kerkverband verbreken. Immers, de aard en het doel van de kerkorde zijn een ordening om de vrede in het kerkverband te bewaren en te bevorderen.  

 

Machtswoord

De miskenning van de rechterflank voor het absolute gezag van de Bijbel en de gewetensvrijheid van individuele gelovigen, kerkenraden en plaatselijke kerken in dit geval, wordt veroorzaakt door haar groepsdenken. Daardoor is er sprake van een onjuiste, eenzijdige en onvolledige interpretatie van artikel 31 K.O., omdat informatie die haar heersende opvattingen ondersteunt wordt overgewaardeerd en informatie die deze opvattingen tegenspreken wordt geminimaliseerd of genegeerd. De rechterflank presenteert haar standpunt daarom als de enige juiste en legitieme interpretatie van de Schrift en de kerkelijke traditie. De rechterflank suggereert namelijk impliciet of expliciet dat haar visie de enige is die werkelijk in overeenstemming is met de Bijbel en de belijdenis, terwijl het minderheidsstandpunt wordt afgedaan als een afwijking daarvan. Vanuit de rechterflank  wordt er sterk aangedrongen op conformiteit. Zij stelt bijvoorbeeld dat kerkelijke eenheid zich niet verdraagt met het naast zich neerleggen van synodale besluiten, en er wordt opgeroepen tot tucht voor kerken die dit wel doen. Met het laatste synodebesluit stelt de rechterflank zich op als de hoeder van de waarheid en marginaliseert zij de linkerflank en heeft zij haar machtswoord uitgesproken. Daarmee heeft zij haar eigen woord verheven boven Gods Woord. Ook in het licht van artikel 31 K.O., dat ruimte zou moeten bieden voor gewetensvrijheid en afwijkende meningen, is dat machtswoord problematisch. Doordat machtswoord stelt zij de "tenzij"-bepaling van artikel 31 K.O. buiten werking, als de rechterflank haar eigen interpretatie van de Schrift en belijdenis als de enige geldige beschouwt en andersdenkenden als ongehoorzaam en zondig bestempelt. Het staat bovendien de eenheid van het kerkverband in de weg, omdat het machtswoord in strijd is met Gods Woord, dat oproept tot verdraagzaamheid en eensgezindheid. Daarentegen biedt artikel 31 K.O. nu juist volop ruimte voor verdraagzaamheid en eensgezindheid. Bovendien hoeft de openstelling van de ambten ook niet tot praktische wanorde binnen het kerkverband te leiden, ook al zou het verstandig kunnen zijn om eventuele nadere afspraken te maken over de praktische invulling daarvan. De rechterflank zou daarom bij zichzelf te rade moeten gaan om haar groepsdenken te doorbreken, recht te doen aan artikel 31 K.O., de Bijbel als het hoogste gezag en de gewetensvrijheid. Daarvoor is alle aanleiding, omdat zij met haar besluit niet Gods Woord heeft laten spreken, maar haar eigen machtswoord. En dat past niet in de kerk, want dat leidt tot wanorde, zoals inmiddels ook blijkt, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

 

Machtswoord

Machtswoord

De bestuurlijke chaos binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken is, met het laatste besluit van de generale synode voordat de vergadering sloot, nog groter geworden dan zij al was. Met het laatste besluit heeft de meerderheid van de afgevaardigden ter synode haar machtswoord uitgesproken. Het besluit getuigt van onbehoorlijk bestuur omdat het in strijd is met de beginselen van gereformeerd kerkrecht, de kerkorde en is onzorgvuldig geformuleerd. Het besluit veroorzaakt bestuurlijke chaos wat op zichzelf al onbehoorlijk is. Met het besluit wordt een mogelijke kerkscheuring geforceerd. 

 

Onverantwoord handelen

De synodevergadering besloot - kort gezegd - alleen nog te vergaderen als er onontkoombare besluiten nodig zijn in dossiers of als kerken die nu afwijken van de synodale besluiten zich in groten getale daaraan alsnog zullen conformeren. Dat betekent dat gemeenten die de ambten hebben opengesteld dat zouden moeten terugdraaien. Met dit besluit geeft de synodevergadering er blijk van de kerkelijke weg volkomen kwijt te zijn. Het besluit definieert nauwelijks wat onontkoombare besluiten zijn, terwijl de tweede voorwaarde illusoir is en onbepaald. Wanneer sprake zou zijn van ‘in grote getalen’ is uiteraard arbitrair. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat kerken die de ambten hebben opgesteld dat niet ongedaan zullen maken. Een vergadering die een besluit neemt waarvan op voorhand duidelijk is dat het nauwelijks tot niet uitvoerbaar is, handelt uiteraard onverantwoord. Het is niet teveel gezegd dat de meerderheid van de afgevaardigden voor dit besluit kan worden gerekend tot de rechterflank van het kerkverband. Het is deze rechterflank die het initiatief nam tot het voorstel dat resulteerde in het synodebesluit en aan wie dit kan worden aangerekend. 

 

Verstrikt in groepsdenken

Het lijkt er sterk op dat de rechterflank steeds meer verstrikt is geraakt in groepsdenken. Kenmerkend voor groepsdenken is een manier van denken die mensen hanteren wanneer ze diep betrokken zijn bij hun eigen groep. Het  is een denkwijze die plaatsvindt bij mensen die nauw met elkaar samenwerken, daarbij een hechte groep vormen en die zoveel waarde hechten aan een unanieme mening, dat deze unanimiteit belangrijker wordt geacht dan een kritische rationele instelling. De afgevaardigden die behoren bij of zich verbonden voelen met Bewaar het Pand en het Christelijk Gereformeerd Beraad zijn een duidelijk herkenbare, georganiseerde groep. Ze functioneren vanuit formele structuren wat hen tot een duidelijke eenheid maakt, die ook herkenbaar is in het debat ter synode. Zij manifesteren in hun bijdragen een gevoel van saamhorigheid en gedeelde overtuiging. Typerend beeld hiervan is de foto in het Nederlands Dagblad waarin deze groep tijdens een schorsing overleg voerde over het door hen ingediende voorstel. Ook andere, gematigde afgevaardigden die zich tot op zekere hoogte verwant voelen met deze groep kunnen zich in veel gevallen identificeren met de opvattingen van die groep. In feite geeft dit een psychosociaal fenomeen weer, waarbij een groep, die op zichzelf bestaat uit bekwame personen, zich laat beïnvloeden door groepsprocessen, waardoor de kwaliteit van de besluitvorming vermindert.   

 

Bedreigend en overdrijven

Het groepsdenken lijkt te worden versterkt doordat de linkerflank bedreigend is voor de rechterflank. Daardoor lijkt er behoefte om de eigen groepsidentiteit te versterken. Vanuit de rechterflank is meermalen gezegd dat zij klassiek Christelijk Gereformeerd willen blijven. Door de problemen te overdrijven ontstaat een gevoel van urgentie en noodzaak en onontkoombaarheid. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de taxatie van de rechterflank van onder meer de controverse over vrouw en ambt en in mindere mate homosekuele relaties. De indruk die de afgevaardigden wekken, is dat het kerkverband door die controverses niet meer zou functioneren, omdat een groot aantal kerken in strijd met synodale besluiten handelt. Wie de synodevergaderingen heeft gevolgd, heeft bijvoorbeeld te horen gekregen dat er een kerkelijke impasse zou zijn en dat er geen uitweg voor het kerkverband zou zijn. Het kerkverband zou niet langer zo door kunnen en meer van dat soort grootspraak. De media nemen die kwalificaties over en versterken daarmee de crisisfeer, die de indruk wekken dat het kerkelijke leven inmiddels tot stilstand zou zijn gekomen. Het is verleidelijk om dit crisis-vocabulair over te nemen, wat ook is gebeurd. Het aantal afgevaardigden dat alarmerende woorden gebruikte over de toestand van het kerkverband en zijn voortbestaan is groot, terwijl ook het moderamen van de synode de situatie dramatiseerde, bijvoorbeeld in zijn brief aan de kerken. Met name de afgevaardigden van de rechterflank wakkerden de dramatiek aan. 

 

Functioneert naar behoren

Wie echter het huidige functioneren van het kerkverband in ogenschouw neemt, kan niet anders concluderen dan dat het praktisch gezien naar behoren functioneert. Weliswaar zijn er een aantal classes die hun werkzaamheden hebben afgeschaald, maar ook die doen over het algemeen nog steeds wat noodzakelijk is. Het feit dat een groot aantal kerken de ambten hebben opengesteld of daartoe het voornemen hebben, heeft geen invloed op het kerkelijke leven van de plaatselijke kerken. Het beeld dat vanuit de generale synode en de media wordt geschetst, is een uitvergroting van een beperkt probleem dat praktisch slechts beperkte invloed heeft op de samenleving van de kerken en hun onderlinge verhoudingen. Dat wordt overigens ook meermalen bevestigd door het feit dat buiten officiële vergaderingen blijkt dat de onderlinge verhoudingen goed zijn en er sprake is van een broederlijke sfeer. Het vorenstaande betekent uiteraard niet dat de onderwerpen waarover de discussies op kerkelijke vergaderingen gaan onbetekenend zouden zijn, zeker niet; maar, en dat is het punt, zij hebben nauwelijks invloed op het dagelijks kerkelijk leven. De grote woorden die daarom ter synode zijn gebruikt, dekken de lading niet. Zij zijn overdrijvingen die de problemen onnodig en ten onrechte vergroten waardoor de bestuurlijke verhoudingen onder hoogspanning komen te staan.

 

Verabsoluteren eigen standpunt

Dit groepsdenken lijkt er mede aan in de weg te staan dat de rechterflank niet openstaat voor de afwijkende standpunten van de linkerflank. De afgevaardigden van de rechterflank lijken zelfs de eigen standpunten te verabsoluteren, wat aan hen de ruimte ontneemt om open te staan voor standpunten van de linkerflank. Wie de afgelopen week naar de bijdragen heeft geluisterd van de afgevaardigden ter rechterzijde van het kerkverband zal het zijn opgevallen dat naarmate de week vorderde ook steeds stevigere standpunten werden ingenomen, die ook ten koste gingen van nuance. Het eigen standpunt werd steeds meer verabsoluteerd. De meerderheidsvisie op vrouw en ambt werd verheven tot een officieuze leeruitspraak ten gevolge waarvan het - nog door geen enkele synode veoordeelde - minderheidsstandpunt als onschriftuurlijk werd gekwalificeerd of dat minstens werd gesuggereerd. Ook enig begrip voor gewetensbezwaren bij de minderheid van afgevaardigden ontbrak. Daarentegen wordt het voor vast en bondig houden van synodale besluiten gebaseerd op een kerkrechtelijk onjuiste interpretatie van artikel 31 K.O..

 

Onjuiste uitleg artikel 31 K.O.

De uitleg van artikel 31 K.O., die ter synode te horen was, is namelijk onjuist; daar werd beweerd dat een meerderheidsbesluit voor vast en bondig moest worden gehouden, behoudens het recht van revisie en appel. Dat betekent dat een meerderheidsbesluit per definitie rechtsgeldig is, maar dat daartegen nog wel bezwaar kan worden gemaakt, terwijl de bezwaarde zonder meer gebonden is aan het meerderheidsbesluit als zijn bezwaar na revisie en appel ongegrond verklaard wordt door een kerkelijke vergadering. Echter, deze uitleg van artikel 31 K.O. is in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De kerk belijdt immers in dat artikel, dat zaken die op een kerkelijke vergadering zijn besloten, het kerkrecht of andere besluiten niet gelijk gesteld mogen worden aan de Bijbel. Óók besluiten van een kerkelijke vergadering niet; artikel 7 NGB relativeert de autoriteit van besluiten van kerkelijke vergaderingen, of het nu gaat om besluiten van een kerkenraad, een classis, een synode of een ander kerkelijk lichaam. Dergelijke besluiten worden niet als onfeilbaar of absoluut beschouwd. Ze zijn gebonden aan de norm van de Schrift. Dit betekent dat bezwaarden het recht hebben om besluiten van kerkelijke vergaderingen te toetsen aan de Bijbel, de belijdenis en de kerkorde en om bezwaar aan te tekenen tegen kerkelijke besluiten als ze van mening zijn dat deze besluiten daarmee in strijd zijn. Het bezwaar van de bezwaarde vindt zijn namelijk grond in de Schrift, belijdenis en kerkorde. Dat bezwaar wordt alleen weggenomen als de kerkelijke vergadering de bezwaarde zélf ervan overtuigt dat zijn bezwaar op grond van de Schrift ongegrond is. Echter, dat bezwaar kan niet worden weggenomen enkel vanwege het feit dat de revisie- en appelprocedure zijn doorlopen en de bezwaren door de kerkelijke vergadering ongegrond verklaard zijn, zonder dat de bezwaarde van de juistheid van die ongegrondverklaring in zijn geweten overtuigd is. 

 

Voor bezwaarde zélf bewezen

Daarentegen heeft professor Rutgers overtuigend betoogd dat de tenzij-bepaling van artikel 31 K.O. niet alleen de bewijslast bij de bezwaarde ligt, maar ook dat de strijd met Schrift, belijdenis en kerkorde voor de bezwaarde zélf bewezen moet zijn. Rutgers argumenteert dat het niet gaat om de vraag of de meerdere vergadering erkent dat er strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde, want in dat geval zou de kerkelijke vergadering zelf het besluit direct intrekken. Rutgers punt is dat een lid van de kerk of een plaatselijke kerkenraad c.q. een plaatselijke kerk, op grond van artikel 31 K.O., niet gebonden is aan een besluit, als hij er zelf van overtuigd is dat dit besluit in strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde en dus ingaat tegen zijn geweten. De argumentatie van Rutgers vindt steun in de artikelen 7 en 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die erkennen immers ook ruimte voor het geweten van gelovigen, zijnde een kerklid, kerkenraad en daarmee ook een plaatselijke kerk. Daarmee relativeert Rutgers ook meerderheidsbesluiten in die zin dat zij in principe bindende kracht hebben, maar niet in absolute zin. En dat wordt dan ook precies zo in de tenzij-bepaling tot uitdrukking gebracht. 

 

Vast en bondig, behoudens-formulering komt niet voor in artikel 31 K.O.

De formulering ‘vast en bondig, behoudens recht van revisie en appel’ is van formeelrechtelijke aard, die vooral de rechtszekerheid beoogt te waarborgen. Echter, de 'vast en bondig, behoudens’-formule, die door een aantal afgevaardigden en adviseurs gebruikt werd, heeft een hiërarchisch karakter dat zich niet verdraagt met de beginselen van gereformeerd kerkrecht. De 'vast en bondig, behoudens’-formule komt ook helemaal niet voor in artikel 31 K.O..; de tenzij-bepaling wel en die houdt een uitzondering in op de regel dat meerderheidsbesluiten van kerkelijke vergaderingen bindend zijn; artikel 31 K.O. zelf daarentegen, met zijn tenzij-bepaling, is van materieelrechtelijke aard. In algemene zin, en voor een bezwaarde in het bijzonder, geldt dat er geen gebondenheid is aan een meerderheidsbesluit dat in geweten niet verdragen kan worden door een bezwaarde, omdat de bezwaarde er voor zichzelf van overtuigd is dat het besluit strijdig is met Schrift, belijdenis of kerkorde; daarom brengt artikel 32 NGB krachtig tot uitdrukking wat ook één van de kernen is van artikel 31 K.O., namelijk het verzet tegen elke poging om menselijke regels boven de Bijbel te stellen en benadrukt het artikel het recht van gelovigen om hun geweten te volgen in hun gehoorzaamheid aan God, ongeacht of een meerderheidsbesluit al dan niet nog vatbaar is voor revisie of appel. Daarbij moet aangetekend worden dat uiteraard de bezwaren en in het bijzonder de gewetensbezwaren wel moeten worden geobjectiveerd door onderbouwing op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde. Het enkele subjectieve standpunt dat sprake is van gewetensnood is daarvoor uiteraard onvoldoende.  

 

In praktische zin

Hoewel, in tegenstelling tot de ‘vast en bondig, behoudens’-formule, de tenzij-bepaling ertoe kan leiden dat synodale besluiten niet door iedereen wordt nagekomen, zoals bijvoorbeeld inzake de openstelling van de ambten door plaatselijke kerken, is dat in beginsel aanvaardbaar. Professor Rutgers merkt in dit verband in zijn commentaar op dat als “dat niet-gebonden zijn, practisch zou leiden tot wanorde, dan moeten de kerkelijke vergaderingen zien wat ze doen, in hoeverre de vrager vrij kan blijven of dat hij het kerkverband moet verbreken. Dit laatste volgt altijd bij conflict als beide volhouden”. Als een bezwaarde persisteert bij zijn bezwaren tegen een meerderheidsbesluit op grond van zijn geweten, komt de vraag op of de meerderheid de minderheid kan verdragen. Die vraag moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de niet-gebondenheid aan een besluit op grond van de tenzij-bepaling in praktische zin tot wanorde zou leiden. Als het beroep op de tenzij-bepaling, ondanks revisie en appel gehandhaafd blijft, praktisch tot wanorde in het kerkverband zou leiden, moet uiteraard de bezwaarde het kerkverband verbreken. Immers, de aard en het doel van de kerkorde zijn een ordening om de vrede in het kerkverband te bewaren en te bevorderen.  

 

Machtswoord

De miskenning van de rechterflank voor het absolute gezag van de Bijbel en de gewetensvrijheid van individuele gelovigen, kerkenraden en plaatselijke kerken in dit geval, wordt veroorzaakt door haar groepsdenken. Daardoor is er sprake van een onjuiste, eenzijdige en onvolledige interpretatie van artikel 31 K.O., omdat informatie die haar heersende opvattingen ondersteunt wordt overgewaardeerd en informatie die deze opvattingen tegenspreken wordt geminimaliseerd of genegeerd. De rechterflank presenteert haar standpunt daarom als de enige juiste en legitieme interpretatie van de Schrift en de kerkelijke traditie. De rechterflank suggereert namelijk impliciet of expliciet dat haar visie de enige is die werkelijk in overeenstemming is met de Bijbel en de belijdenis, terwijl het minderheidsstandpunt wordt afgedaan als een afwijking daarvan. Vanuit de rechterflank  wordt er sterk aangedrongen op conformiteit. Zij stelt bijvoorbeeld dat kerkelijke eenheid zich niet verdraagt met het naast zich neerleggen van synodale besluiten, en er wordt opgeroepen tot tucht voor kerken die dit wel doen. Met het laatste synodebesluit stelt de rechterflank zich op als de hoeder van de waarheid en marginaliseert zij de linkerflank en heeft zij haar machtswoord uitgesproken. Daarmee heeft zij haar eigen woord verheven boven Gods Woord. Ook in het licht van artikel 31 K.O., dat ruimte zou moeten bieden voor gewetensvrijheid en afwijkende meningen, is dat machtswoord problematisch. Doordat machtswoord stelt zij de "tenzij"-bepaling van artikel 31 K.O. buiten werking, als de rechterflank haar eigen interpretatie van de Schrift en belijdenis als de enige geldige beschouwt en andersdenkenden als ongehoorzaam en zondig bestempelt. Het staat bovendien de eenheid van het kerkverband in de weg, omdat het machtswoord in strijd is met Gods Woord, dat oproept tot verdraagzaamheid en eensgezindheid. Daarentegen biedt artikel 31 K.O. nu juist volop ruimte voor verdraagzaamheid en eensgezindheid. Bovendien hoeft de openstelling van de ambten ook niet tot praktische wanorde binnen het kerkverband te leiden, ook al zou het verstandig kunnen zijn om eventuele nadere afspraken te maken over de praktische invulling daarvan. De rechterflank zou daarom bij zichzelf te rade moeten gaan om haar groepsdenken te doorbreken, recht te doen aan artikel 31 K.O., de Bijbel als het hoogste gezag en de gewetensvrijheid. Daarvoor is alle aanleiding, omdat zij met haar besluit niet Gods Woord heeft laten spreken, maar haar eigen machtswoord. En dat past niet in de kerk, want dat leidt tot wanorde, zoals inmiddels ook blijkt, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

 

Machtswoord

Machtswoord

De bestuurlijke chaos binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken is, met het laatste besluit van de generale synode voordat de vergadering sloot, nog groter geworden dan zij al was. Met het laatste besluit heeft de meerderheid van de afgevaardigden ter synode haar machtswoord uitgesproken. Het besluit getuigt van onbehoorlijk bestuur omdat het in strijd is met de beginselen van gereformeerd kerkrecht, de kerkorde en is onzorgvuldig geformuleerd. Het besluit veroorzaakt bestuurlijke chaos wat op zichzelf al onbehoorlijk is. Met het besluit wordt een mogelijke kerkscheuring geforceerd. 

 

Onverantwoord handelen

De synodevergadering besloot - kort gezegd - alleen nog te vergaderen als er onontkoombare besluiten nodig zijn in dossiers of als kerken die nu afwijken van de synodale besluiten zich in groten getale daaraan alsnog zullen conformeren. Dat betekent dat gemeenten die de ambten hebben opengesteld dat zouden moeten terugdraaien. Met dit besluit geeft de synodevergadering er blijk van de kerkelijke weg volkomen kwijt te zijn. Het besluit definieert nauwelijks wat onontkoombare besluiten zijn, terwijl de tweede voorwaarde illusoir is en onbepaald. Wanneer sprake zou zijn van ‘in grote getalen’ is uiteraard arbitrair. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat kerken die de ambten hebben opgesteld dat niet ongedaan zullen maken. Een vergadering die een besluit neemt waarvan op voorhand duidelijk is dat het nauwelijks tot niet uitvoerbaar is, handelt uiteraard onverantwoord. Het is niet teveel gezegd dat de meerderheid van de afgevaardigden voor dit besluit kan worden gerekend tot de rechterflank van het kerkverband. Het is deze rechterflank die het initiatief nam tot het voorstel dat resulteerde in het synodebesluit en aan wie dit kan worden aangerekend. 

 

Verstrikt in groepsdenken

Het lijkt er sterk op dat de rechterflank steeds meer verstrikt is geraakt in groepsdenken. Kenmerkend voor groepsdenken is een manier van denken die mensen hanteren wanneer ze diep betrokken zijn bij hun eigen groep. Het  is een denkwijze die plaatsvindt bij mensen die nauw met elkaar samenwerken, daarbij een hechte groep vormen en die zoveel waarde hechten aan een unanieme mening, dat deze unanimiteit belangrijker wordt geacht dan een kritische rationele instelling. De afgevaardigden die behoren bij of zich verbonden voelen met Bewaar het Pand en het Christelijk Gereformeerd Beraad zijn een duidelijk herkenbare, georganiseerde groep. Ze functioneren vanuit formele structuren wat hen tot een duidelijke eenheid maakt, die ook herkenbaar is in het debat ter synode. Zij manifesteren in hun bijdragen een gevoel van saamhorigheid en gedeelde overtuiging. Typerend beeld hiervan is de foto in het Nederlands Dagblad waarin deze groep tijdens een schorsing overleg voerde over het door hen ingediende voorstel. Ook andere, gematigde afgevaardigden die zich tot op zekere hoogte verwant voelen met deze groep kunnen zich in veel gevallen identificeren met de opvattingen van die groep. In feite geeft dit een psychosociaal fenomeen weer, waarbij een groep, die op zichzelf bestaat uit bekwame personen, zich laat beïnvloeden door groepsprocessen, waardoor de kwaliteit van de besluitvorming vermindert.   

 

Bedreigend en overdrijven

Het groepsdenken lijkt te worden versterkt doordat de linkerflank bedreigend is voor de rechterflank. Daardoor lijkt er behoefte om de eigen groepsidentiteit te versterken. Vanuit de rechterflank is meermalen gezegd dat zij klassiek Christelijk Gereformeerd willen blijven. Door de problemen te overdrijven ontstaat een gevoel van urgentie en noodzaak en onontkoombaarheid. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de taxatie van de rechterflank van onder meer de controverse over vrouw en ambt en in mindere mate homosekuele relaties. De indruk die de afgevaardigden wekken, is dat het kerkverband door die controverses niet meer zou functioneren, omdat een groot aantal kerken in strijd met synodale besluiten handelt. Wie de synodevergaderingen heeft gevolgd, heeft bijvoorbeeld te horen gekregen dat er een kerkelijke impasse zou zijn en dat er geen uitweg voor het kerkverband zou zijn. Het kerkverband zou niet langer zo door kunnen en meer van dat soort grootspraak. De media nemen die kwalificaties over en versterken daarmee de crisisfeer, die de indruk wekken dat het kerkelijke leven inmiddels tot stilstand zou zijn gekomen. Het is verleidelijk om dit crisis-vocabulair over te nemen, wat ook is gebeurd. Het aantal afgevaardigden dat alarmerende woorden gebruikte over de toestand van het kerkverband en zijn voortbestaan is groot, terwijl ook het moderamen van de synode de situatie dramatiseerde, bijvoorbeeld in zijn brief aan de kerken. Met name de afgevaardigden van de rechterflank wakkerden de dramatiek aan. 

 

Functioneert naar behoren

Wie echter het huidige functioneren van het kerkverband in ogenschouw neemt, kan niet anders concluderen dan dat het praktisch gezien naar behoren functioneert. Weliswaar zijn er een aantal classes die hun werkzaamheden hebben afgeschaald, maar ook die doen over het algemeen nog steeds wat noodzakelijk is. Het feit dat een groot aantal kerken de ambten hebben opengesteld of daartoe het voornemen hebben, heeft geen invloed op het kerkelijke leven van de plaatselijke kerken. Het beeld dat vanuit de generale synode en de media wordt geschetst, is een uitvergroting van een beperkt probleem dat praktisch slechts beperkte invloed heeft op de samenleving van de kerken en hun onderlinge verhoudingen. Dat wordt overigens ook meermalen bevestigd door het feit dat buiten officiële vergaderingen blijkt dat de onderlinge verhoudingen goed zijn en er sprake is van een broederlijke sfeer. Het vorenstaande betekent uiteraard niet dat de onderwerpen waarover de discussies op kerkelijke vergaderingen gaan onbetekenend zouden zijn, zeker niet; maar, en dat is het punt, zij hebben nauwelijks invloed op het dagelijks kerkelijk leven. De grote woorden die daarom ter synode zijn gebruikt, dekken de lading niet. Zij zijn overdrijvingen die de problemen onnodig en ten onrechte vergroten waardoor de bestuurlijke verhoudingen onder hoogspanning komen te staan.

 

Verabsoluteren eigen standpunt

Dit groepsdenken lijkt er mede aan in de weg te staan dat de rechterflank niet openstaat voor de afwijkende standpunten van de linkerflank. De afgevaardigden van de rechterflank lijken zelfs de eigen standpunten te verabsoluteren, wat aan hen de ruimte ontneemt om open te staan voor standpunten van de linkerflank. Wie de afgelopen week naar de bijdragen heeft geluisterd van de afgevaardigden ter rechterzijde van het kerkverband zal het zijn opgevallen dat naarmate de week vorderde ook steeds stevigere standpunten werden ingenomen, die ook ten koste gingen van nuance. Het eigen standpunt werd steeds meer verabsoluteerd. De meerderheidsvisie op vrouw en ambt werd verheven tot een officieuze leeruitspraak ten gevolge waarvan het - nog door geen enkele synode veoordeelde - minderheidsstandpunt als onschriftuurlijk werd gekwalificeerd of dat minstens werd gesuggereerd. Ook enig begrip voor gewetensbezwaren bij de minderheid van afgevaardigden ontbrak. Daarentegen wordt het voor vast en bondig houden van synodale besluiten gebaseerd op een kerkrechtelijk onjuiste interpretatie van artikel 31 K.O..

 

Onjuiste uitleg artikel 31 K.O.

De uitleg van artikel 31 K.O., die ter synode te horen was, is namelijk onjuist; daar werd beweerd dat een meerderheidsbesluit voor vast en bondig moest worden gehouden, behoudens het recht van revisie en appel. Dat betekent dat een meerderheidsbesluit per definitie rechtsgeldig is, maar dat daartegen nog wel bezwaar kan worden gemaakt, terwijl de bezwaarde zonder meer gebonden is aan het meerderheidsbesluit als zijn bezwaar na revisie en appel ongegrond verklaard wordt door een kerkelijke vergadering. Echter, deze uitleg van artikel 31 K.O. is in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De kerk belijdt immers in dat artikel, dat zaken die op een kerkelijke vergadering zijn besloten, het kerkrecht of andere besluiten niet gelijk gesteld mogen worden aan de Bijbel. Óók besluiten van een kerkelijke vergadering niet; artikel 7 NGB relativeert de autoriteit van besluiten van kerkelijke vergaderingen, of het nu gaat om besluiten van een kerkenraad, een classis, een synode of een ander kerkelijk lichaam. Dergelijke besluiten worden niet als onfeilbaar of absoluut beschouwd. Ze zijn gebonden aan de norm van de Schrift. Dit betekent dat bezwaarden het recht hebben om besluiten van kerkelijke vergaderingen te toetsen aan de Bijbel, de belijdenis en de kerkorde en om bezwaar aan te tekenen tegen kerkelijke besluiten als ze van mening zijn dat deze besluiten daarmee in strijd zijn. Het bezwaar van de bezwaarde vindt zijn namelijk grond in de Schrift, belijdenis en kerkorde. Dat bezwaar wordt alleen weggenomen als de kerkelijke vergadering de bezwaarde zélf ervan overtuigt dat zijn bezwaar op grond van de Schrift ongegrond is. Echter, dat bezwaar kan niet worden weggenomen enkel vanwege het feit dat de revisie- en appelprocedure zijn doorlopen en de bezwaren door de kerkelijke vergadering ongegrond verklaard zijn, zonder dat de bezwaarde van de juistheid van die ongegrondverklaring in zijn geweten overtuigd is. 

 

Voor bezwaarde zélf bewezen

Daarentegen heeft professor Rutgers overtuigend betoogd dat de tenzij-bepaling van artikel 31 K.O. niet alleen de bewijslast bij de bezwaarde ligt, maar ook dat de strijd met Schrift, belijdenis en kerkorde voor de bezwaarde zélf bewezen moet zijn. Rutgers argumenteert dat het niet gaat om de vraag of de meerdere vergadering erkent dat er strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde, want in dat geval zou de kerkelijke vergadering zelf het besluit direct intrekken. Rutgers punt is dat een lid van de kerk of een plaatselijke kerkenraad c.q. een plaatselijke kerk, op grond van artikel 31 K.O., niet gebonden is aan een besluit, als hij er zelf van overtuigd is dat dit besluit in strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde en dus ingaat tegen zijn geweten. De argumentatie van Rutgers vindt steun in de artikelen 7 en 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die erkennen immers ook ruimte voor het geweten van gelovigen, zijnde een kerklid, kerkenraad en daarmee ook een plaatselijke kerk. Daarmee relativeert Rutgers ook meerderheidsbesluiten in die zin dat zij in principe bindende kracht hebben, maar niet in absolute zin. En dat wordt dan ook precies zo in de tenzij-bepaling tot uitdrukking gebracht. 

 

Vast en bondig, behoudens-formulering komt niet voor in artikel 31 K.O.

De formulering ‘vast en bondig, behoudens recht van revisie en appel’ is van formeelrechtelijke aard, die vooral de rechtszekerheid beoogt te waarborgen. Echter, de 'vast en bondig, behoudens’-formule, die door een aantal afgevaardigden en adviseurs gebruikt werd, heeft een hiërarchisch karakter dat zich niet verdraagt met de beginselen van gereformeerd kerkrecht. De 'vast en bondig, behoudens’-formule komt ook helemaal niet voor in artikel 31 K.O..; de tenzij-bepaling wel en die houdt een uitzondering in op de regel dat meerderheidsbesluiten van kerkelijke vergaderingen bindend zijn; artikel 31 K.O. zelf daarentegen, met zijn tenzij-bepaling, is van materieelrechtelijke aard. In algemene zin, en voor een bezwaarde in het bijzonder, geldt dat er geen gebondenheid is aan een meerderheidsbesluit dat in geweten niet verdragen kan worden door een bezwaarde, omdat de bezwaarde er voor zichzelf van overtuigd is dat het besluit strijdig is met Schrift, belijdenis of kerkorde; daarom brengt artikel 32 NGB krachtig tot uitdrukking wat ook één van de kernen is van artikel 31 K.O., namelijk het verzet tegen elke poging om menselijke regels boven de Bijbel te stellen en benadrukt het artikel het recht van gelovigen om hun geweten te volgen in hun gehoorzaamheid aan God, ongeacht of een meerderheidsbesluit al dan niet nog vatbaar is voor revisie of appel. Daarbij moet aangetekend worden dat uiteraard de bezwaren en in het bijzonder de gewetensbezwaren wel moeten worden geobjectiveerd door onderbouwing op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde. Het enkele subjectieve standpunt dat sprake is van gewetensnood is daarvoor uiteraard onvoldoende.  

 

In praktische zin

Hoewel, in tegenstelling tot de ‘vast en bondig, behoudens’-formule, de tenzij-bepaling ertoe kan leiden dat synodale besluiten niet door iedereen wordt nagekomen, zoals bijvoorbeeld inzake de openstelling van de ambten door plaatselijke kerken, is dat in beginsel aanvaardbaar. Professor Rutgers merkt in dit verband in zijn commentaar op dat als “dat niet-gebonden zijn, practisch zou leiden tot wanorde, dan moeten de kerkelijke vergaderingen zien wat ze doen, in hoeverre de vrager vrij kan blijven of dat hij het kerkverband moet verbreken. Dit laatste volgt altijd bij conflict als beide volhouden”. Als een bezwaarde persisteert bij zijn bezwaren tegen een meerderheidsbesluit op grond van zijn geweten, komt de vraag op of de meerderheid de minderheid kan verdragen. Die vraag moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de niet-gebondenheid aan een besluit op grond van de tenzij-bepaling in praktische zin tot wanorde zou leiden. Als het beroep op de tenzij-bepaling, ondanks revisie en appel gehandhaafd blijft, praktisch tot wanorde in het kerkverband zou leiden, moet uiteraard de bezwaarde het kerkverband verbreken. Immers, de aard en het doel van de kerkorde zijn een ordening om de vrede in het kerkverband te bewaren en te bevorderen.  

 

Machtswoord

De miskenning van de rechterflank voor het absolute gezag van de Bijbel en de gewetensvrijheid van individuele gelovigen, kerkenraden en plaatselijke kerken in dit geval, wordt veroorzaakt door haar groepsdenken. Daardoor is er sprake van een onjuiste, eenzijdige en onvolledige interpretatie van artikel 31 K.O., omdat informatie die haar heersende opvattingen ondersteunt wordt overgewaardeerd en informatie die deze opvattingen tegenspreken wordt geminimaliseerd of genegeerd. De rechterflank presenteert haar standpunt daarom als de enige juiste en legitieme interpretatie van de Schrift en de kerkelijke traditie. De rechterflank suggereert namelijk impliciet of expliciet dat haar visie de enige is die werkelijk in overeenstemming is met de Bijbel en de belijdenis, terwijl het minderheidsstandpunt wordt afgedaan als een afwijking daarvan. Vanuit de rechterflank  wordt er sterk aangedrongen op conformiteit. Zij stelt bijvoorbeeld dat kerkelijke eenheid zich niet verdraagt met het naast zich neerleggen van synodale besluiten, en er wordt opgeroepen tot tucht voor kerken die dit wel doen. Met het laatste synodebesluit stelt de rechterflank zich op als de hoeder van de waarheid en marginaliseert zij de linkerflank en heeft zij haar machtswoord uitgesproken. Daarmee heeft zij haar eigen woord verheven boven Gods Woord. Ook in het licht van artikel 31 K.O., dat ruimte zou moeten bieden voor gewetensvrijheid en afwijkende meningen, is dat machtswoord problematisch. Doordat machtswoord stelt zij de "tenzij"-bepaling van artikel 31 K.O. buiten werking, als de rechterflank haar eigen interpretatie van de Schrift en belijdenis als de enige geldige beschouwt en andersdenkenden als ongehoorzaam en zondig bestempelt. Het staat bovendien de eenheid van het kerkverband in de weg, omdat het machtswoord in strijd is met Gods Woord, dat oproept tot verdraagzaamheid en eensgezindheid. Daarentegen biedt artikel 31 K.O. nu juist volop ruimte voor verdraagzaamheid en eensgezindheid. Bovendien hoeft de openstelling van de ambten ook niet tot praktische wanorde binnen het kerkverband te leiden, ook al zou het verstandig kunnen zijn om eventuele nadere afspraken te maken over de praktische invulling daarvan. De rechterflank zou daarom bij zichzelf te rade moeten gaan om haar groepsdenken te doorbreken, recht te doen aan artikel 31 K.O., de Bijbel als het hoogste gezag en de gewetensvrijheid. Daarvoor is alle aanleiding, omdat zij met haar besluit niet Gods Woord heeft laten spreken, maar haar eigen machtswoord. En dat past niet in de kerk, want dat leidt tot wanorde, zoals inmiddels ook blijkt, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

 

Machtswoord

Machtswoord

De bestuurlijke chaos binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken is, met het laatste besluit van de generale synode voordat de vergadering sloot, nog groter geworden dan zij al was. Met het laatste besluit heeft de meerderheid van de afgevaardigden ter synode haar machtswoord uitgesproken. Het besluit getuigt van onbehoorlijk bestuur omdat het in strijd is met de beginselen van gereformeerd kerkrecht, de kerkorde en is onzorgvuldig geformuleerd. Het besluit veroorzaakt bestuurlijke chaos wat op zichzelf al onbehoorlijk is. Met het besluit wordt een mogelijke kerkscheuring geforceerd. 

 

Onverantwoord handelen

De synodevergadering besloot - kort gezegd - alleen nog te vergaderen als er onontkoombare besluiten nodig zijn in dossiers of als kerken die nu afwijken van de synodale besluiten zich in groten getale daaraan alsnog zullen conformeren. Dat betekent dat gemeenten die de ambten hebben opengesteld dat zouden moeten terugdraaien. Met dit besluit geeft de synodevergadering er blijk van de kerkelijke weg volkomen kwijt te zijn. Het besluit definieert nauwelijks wat onontkoombare besluiten zijn, terwijl de tweede voorwaarde illusoir is en onbepaald. Wanneer sprake zou zijn van ‘in grote getalen’ is uiteraard arbitrair. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat kerken die de ambten hebben opgesteld dat niet ongedaan zullen maken. Een vergadering die een besluit neemt waarvan op voorhand duidelijk is dat het nauwelijks tot niet uitvoerbaar is, handelt uiteraard onverantwoord. Het is niet teveel gezegd dat de meerderheid van de afgevaardigden voor dit besluit kan worden gerekend tot de rechterflank van het kerkverband. Het is deze rechterflank die het initiatief nam tot het voorstel dat resulteerde in het synodebesluit en aan wie dit kan worden aangerekend. 

 

Verstrikt in groepsdenken

Het lijkt er sterk op dat de rechterflank steeds meer verstrikt is geraakt in groepsdenken. Kenmerkend voor groepsdenken is een manier van denken die mensen hanteren wanneer ze diep betrokken zijn bij hun eigen groep. Het  is een denkwijze die plaatsvindt bij mensen die nauw met elkaar samenwerken, daarbij een hechte groep vormen en die zoveel waarde hechten aan een unanieme mening, dat deze unanimiteit belangrijker wordt geacht dan een kritische rationele instelling. De afgevaardigden die behoren bij of zich verbonden voelen met Bewaar het Pand en het Christelijk Gereformeerd Beraad zijn een duidelijk herkenbare, georganiseerde groep. Ze functioneren vanuit formele structuren wat hen tot een duidelijke eenheid maakt, die ook herkenbaar is in het debat ter synode. Zij manifesteren in hun bijdragen een gevoel van saamhorigheid en gedeelde overtuiging. Typerend beeld hiervan is de foto in het Nederlands Dagblad waarin deze groep tijdens een schorsing overleg voerde over het door hen ingediende voorstel. Ook andere, gematigde afgevaardigden die zich tot op zekere hoogte verwant voelen met deze groep kunnen zich in veel gevallen identificeren met de opvattingen van die groep. In feite geeft dit een psychosociaal fenomeen weer, waarbij een groep, die op zichzelf bestaat uit bekwame personen, zich laat beïnvloeden door groepsprocessen, waardoor de kwaliteit van de besluitvorming vermindert.   

 

Bedreigend en overdrijven

Het groepsdenken lijkt te worden versterkt doordat de linkerflank bedreigend is voor de rechterflank. Daardoor lijkt er behoefte om de eigen groepsidentiteit te versterken. Vanuit de rechterflank is meermalen gezegd dat zij klassiek Christelijk Gereformeerd willen blijven. Door de problemen te overdrijven ontstaat een gevoel van urgentie en noodzaak en onontkoombaarheid. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de taxatie van de rechterflank van onder meer de controverse over vrouw en ambt en in mindere mate homosekuele relaties. De indruk die de afgevaardigden wekken, is dat het kerkverband door die controverses niet meer zou functioneren, omdat een groot aantal kerken in strijd met synodale besluiten handelt. Wie de synodevergaderingen heeft gevolgd, heeft bijvoorbeeld te horen gekregen dat er een kerkelijke impasse zou zijn en dat er geen uitweg voor het kerkverband zou zijn. Het kerkverband zou niet langer zo door kunnen en meer van dat soort grootspraak. De media nemen die kwalificaties over en versterken daarmee de crisisfeer, die de indruk wekken dat het kerkelijke leven inmiddels tot stilstand zou zijn gekomen. Het is verleidelijk om dit crisis-vocabulair over te nemen, wat ook is gebeurd. Het aantal afgevaardigden dat alarmerende woorden gebruikte over de toestand van het kerkverband en zijn voortbestaan is groot, terwijl ook het moderamen van de synode de situatie dramatiseerde, bijvoorbeeld in zijn brief aan de kerken. Met name de afgevaardigden van de rechterflank wakkerden de dramatiek aan. 

 

Functioneert naar behoren

Wie echter het huidige functioneren van het kerkverband in ogenschouw neemt, kan niet anders concluderen dan dat het praktisch gezien naar behoren functioneert. Weliswaar zijn er een aantal classes die hun werkzaamheden hebben afgeschaald, maar ook die doen over het algemeen nog steeds wat noodzakelijk is. Het feit dat een groot aantal kerken de ambten hebben opengesteld of daartoe het voornemen hebben, heeft geen invloed op het kerkelijke leven van de plaatselijke kerken. Het beeld dat vanuit de generale synode en de media wordt geschetst, is een uitvergroting van een beperkt probleem dat praktisch slechts beperkte invloed heeft op de samenleving van de kerken en hun onderlinge verhoudingen. Dat wordt overigens ook meermalen bevestigd door het feit dat buiten officiële vergaderingen blijkt dat de onderlinge verhoudingen goed zijn en er sprake is van een broederlijke sfeer. Het vorenstaande betekent uiteraard niet dat de onderwerpen waarover de discussies op kerkelijke vergaderingen gaan onbetekenend zouden zijn, zeker niet; maar, en dat is het punt, zij hebben nauwelijks invloed op het dagelijks kerkelijk leven. De grote woorden die daarom ter synode zijn gebruikt, dekken de lading niet. Zij zijn overdrijvingen die de problemen onnodig en ten onrechte vergroten waardoor de bestuurlijke verhoudingen onder hoogspanning komen te staan.

 

Verabsoluteren eigen standpunt

Dit groepsdenken lijkt er mede aan in de weg te staan dat de rechterflank niet openstaat voor de afwijkende standpunten van de linkerflank. De afgevaardigden van de rechterflank lijken zelfs de eigen standpunten te verabsoluteren, wat aan hen de ruimte ontneemt om open te staan voor standpunten van de linkerflank. Wie de afgelopen week naar de bijdragen heeft geluisterd van de afgevaardigden ter rechterzijde van het kerkverband zal het zijn opgevallen dat naarmate de week vorderde ook steeds stevigere standpunten werden ingenomen, die ook ten koste gingen van nuance. Het eigen standpunt werd steeds meer verabsoluteerd. De meerderheidsvisie op vrouw en ambt werd verheven tot een officieuze leeruitspraak ten gevolge waarvan het - nog door geen enkele synode veoordeelde - minderheidsstandpunt als onschriftuurlijk werd gekwalificeerd of dat minstens werd gesuggereerd. Ook enig begrip voor gewetensbezwaren bij de minderheid van afgevaardigden ontbrak. Daarentegen wordt het voor vast en bondig houden van synodale besluiten gebaseerd op een kerkrechtelijk onjuiste interpretatie van artikel 31 K.O..

 

Onjuiste uitleg artikel 31 K.O.

De uitleg van artikel 31 K.O., die ter synode te horen was, is namelijk onjuist; daar werd beweerd dat een meerderheidsbesluit voor vast en bondig moest worden gehouden, behoudens het recht van revisie en appel. Dat betekent dat een meerderheidsbesluit per definitie rechtsgeldig is, maar dat daartegen nog wel bezwaar kan worden gemaakt, terwijl de bezwaarde zonder meer gebonden is aan het meerderheidsbesluit als zijn bezwaar na revisie en appel ongegrond verklaard wordt door een kerkelijke vergadering. Echter, deze uitleg van artikel 31 K.O. is in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De kerk belijdt immers in dat artikel, dat zaken die op een kerkelijke vergadering zijn besloten, het kerkrecht of andere besluiten niet gelijk gesteld mogen worden aan de Bijbel. Óók besluiten van een kerkelijke vergadering niet; artikel 7 NGB relativeert de autoriteit van besluiten van kerkelijke vergaderingen, of het nu gaat om besluiten van een kerkenraad, een classis, een synode of een ander kerkelijk lichaam. Dergelijke besluiten worden niet als onfeilbaar of absoluut beschouwd. Ze zijn gebonden aan de norm van de Schrift. Dit betekent dat bezwaarden het recht hebben om besluiten van kerkelijke vergaderingen te toetsen aan de Bijbel, de belijdenis en de kerkorde en om bezwaar aan te tekenen tegen kerkelijke besluiten als ze van mening zijn dat deze besluiten daarmee in strijd zijn. Het bezwaar van de bezwaarde vindt zijn namelijk grond in de Schrift, belijdenis en kerkorde. Dat bezwaar wordt alleen weggenomen als de kerkelijke vergadering de bezwaarde zélf ervan overtuigt dat zijn bezwaar op grond van de Schrift ongegrond is. Echter, dat bezwaar kan niet worden weggenomen enkel vanwege het feit dat de revisie- en appelprocedure zijn doorlopen en de bezwaren door de kerkelijke vergadering ongegrond verklaard zijn, zonder dat de bezwaarde van de juistheid van die ongegrondverklaring in zijn geweten overtuigd is. 

 

Voor bezwaarde zélf bewezen

Daarentegen heeft professor Rutgers overtuigend betoogd dat de tenzij-bepaling van artikel 31 K.O. niet alleen de bewijslast bij de bezwaarde ligt, maar ook dat de strijd met Schrift, belijdenis en kerkorde voor de bezwaarde zélf bewezen moet zijn. Rutgers argumenteert dat het niet gaat om de vraag of de meerdere vergadering erkent dat er strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde, want in dat geval zou de kerkelijke vergadering zelf het besluit direct intrekken. Rutgers punt is dat een lid van de kerk of een plaatselijke kerkenraad c.q. een plaatselijke kerk, op grond van artikel 31 K.O., niet gebonden is aan een besluit, als hij er zelf van overtuigd is dat dit besluit in strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde en dus ingaat tegen zijn geweten. De argumentatie van Rutgers vindt steun in de artikelen 7 en 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die erkennen immers ook ruimte voor het geweten van gelovigen, zijnde een kerklid, kerkenraad en daarmee ook een plaatselijke kerk. Daarmee relativeert Rutgers ook meerderheidsbesluiten in die zin dat zij in principe bindende kracht hebben, maar niet in absolute zin. En dat wordt dan ook precies zo in de tenzij-bepaling tot uitdrukking gebracht. 

 

Vast en bondig, behoudens-formulering komt niet voor in artikel 31 K.O.

De formulering ‘vast en bondig, behoudens recht van revisie en appel’ is van formeelrechtelijke aard, die vooral de rechtszekerheid beoogt te waarborgen. Echter, de 'vast en bondig, behoudens’-formule, die door een aantal afgevaardigden en adviseurs gebruikt werd, heeft een hiërarchisch karakter dat zich niet verdraagt met de beginselen van gereformeerd kerkrecht. De 'vast en bondig, behoudens’-formule komt ook helemaal niet voor in artikel 31 K.O..; de tenzij-bepaling wel en die houdt een uitzondering in op de regel dat meerderheidsbesluiten van kerkelijke vergaderingen bindend zijn; artikel 31 K.O. zelf daarentegen, met zijn tenzij-bepaling, is van materieelrechtelijke aard. In algemene zin, en voor een bezwaarde in het bijzonder, geldt dat er geen gebondenheid is aan een meerderheidsbesluit dat in geweten niet verdragen kan worden door een bezwaarde, omdat de bezwaarde er voor zichzelf van overtuigd is dat het besluit strijdig is met Schrift, belijdenis of kerkorde; daarom brengt artikel 32 NGB krachtig tot uitdrukking wat ook één van de kernen is van artikel 31 K.O., namelijk het verzet tegen elke poging om menselijke regels boven de Bijbel te stellen en benadrukt het artikel het recht van gelovigen om hun geweten te volgen in hun gehoorzaamheid aan God, ongeacht of een meerderheidsbesluit al dan niet nog vatbaar is voor revisie of appel. Daarbij moet aangetekend worden dat uiteraard de bezwaren en in het bijzonder de gewetensbezwaren wel moeten worden geobjectiveerd door onderbouwing op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde. Het enkele subjectieve standpunt dat sprake is van gewetensnood is daarvoor uiteraard onvoldoende.  

 

In praktische zin

Hoewel, in tegenstelling tot de ‘vast en bondig, behoudens’-formule, de tenzij-bepaling ertoe kan leiden dat synodale besluiten niet door iedereen wordt nagekomen, zoals bijvoorbeeld inzake de openstelling van de ambten door plaatselijke kerken, is dat in beginsel aanvaardbaar. Professor Rutgers merkt in dit verband in zijn commentaar op dat als “dat niet-gebonden zijn, practisch zou leiden tot wanorde, dan moeten de kerkelijke vergaderingen zien wat ze doen, in hoeverre de vrager vrij kan blijven of dat hij het kerkverband moet verbreken. Dit laatste volgt altijd bij conflict als beide volhouden”. Als een bezwaarde persisteert bij zijn bezwaren tegen een meerderheidsbesluit op grond van zijn geweten, komt de vraag op of de meerderheid de minderheid kan verdragen. Die vraag moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de niet-gebondenheid aan een besluit op grond van de tenzij-bepaling in praktische zin tot wanorde zou leiden. Als het beroep op de tenzij-bepaling, ondanks revisie en appel gehandhaafd blijft, praktisch tot wanorde in het kerkverband zou leiden, moet uiteraard de bezwaarde het kerkverband verbreken. Immers, de aard en het doel van de kerkorde zijn een ordening om de vrede in het kerkverband te bewaren en te bevorderen.  

 

Machtswoord

De miskenning van de rechterflank voor het absolute gezag van de Bijbel en de gewetensvrijheid van individuele gelovigen, kerkenraden en plaatselijke kerken in dit geval, wordt veroorzaakt door haar groepsdenken. Daardoor is er sprake van een onjuiste, eenzijdige en onvolledige interpretatie van artikel 31 K.O., omdat informatie die haar heersende opvattingen ondersteunt wordt overgewaardeerd en informatie die deze opvattingen tegenspreken wordt geminimaliseerd of genegeerd. De rechterflank presenteert haar standpunt daarom als de enige juiste en legitieme interpretatie van de Schrift en de kerkelijke traditie. De rechterflank suggereert namelijk impliciet of expliciet dat haar visie de enige is die werkelijk in overeenstemming is met de Bijbel en de belijdenis, terwijl het minderheidsstandpunt wordt afgedaan als een afwijking daarvan. Vanuit de rechterflank  wordt er sterk aangedrongen op conformiteit. Zij stelt bijvoorbeeld dat kerkelijke eenheid zich niet verdraagt met het naast zich neerleggen van synodale besluiten, en er wordt opgeroepen tot tucht voor kerken die dit wel doen. Met het laatste synodebesluit stelt de rechterflank zich op als de hoeder van de waarheid en marginaliseert zij de linkerflank en heeft zij haar machtswoord uitgesproken. Daarmee heeft zij haar eigen woord verheven boven Gods Woord. Ook in het licht van artikel 31 K.O., dat ruimte zou moeten bieden voor gewetensvrijheid en afwijkende meningen, is dat machtswoord problematisch. Doordat machtswoord stelt zij de "tenzij"-bepaling van artikel 31 K.O. buiten werking, als de rechterflank haar eigen interpretatie van de Schrift en belijdenis als de enige geldige beschouwt en andersdenkenden als ongehoorzaam en zondig bestempelt. Het staat bovendien de eenheid van het kerkverband in de weg, omdat het machtswoord in strijd is met Gods Woord, dat oproept tot verdraagzaamheid en eensgezindheid. Daarentegen biedt artikel 31 K.O. nu juist volop ruimte voor verdraagzaamheid en eensgezindheid. Bovendien hoeft de openstelling van de ambten ook niet tot praktische wanorde binnen het kerkverband te leiden, ook al zou het verstandig kunnen zijn om eventuele nadere afspraken te maken over de praktische invulling daarvan. De rechterflank zou daarom bij zichzelf te rade moeten gaan om haar groepsdenken te doorbreken, recht te doen aan artikel 31 K.O., de Bijbel als het hoogste gezag en de gewetensvrijheid. Daarvoor is alle aanleiding, omdat zij met haar besluit niet Gods Woord heeft laten spreken, maar haar eigen machtswoord. En dat past niet in de kerk, want dat leidt tot wanorde, zoals inmiddels ook blijkt, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

 

Machtswoord

Machtswoord

De bestuurlijke chaos binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken is, met het laatste besluit van de generale synode voordat de vergadering sloot, nog groter geworden dan zij al was. Met het laatste besluit heeft de meerderheid van de afgevaardigden ter synode haar machtswoord uitgesproken. Het besluit getuigt van onbehoorlijk bestuur omdat het in strijd is met de beginselen van gereformeerd kerkrecht, de kerkorde en is onzorgvuldig geformuleerd. Het besluit veroorzaakt bestuurlijke chaos wat op zichzelf al onbehoorlijk is. Met het besluit wordt een mogelijke kerkscheuring geforceerd. 

 

Onverantwoord handelen

De synodevergadering besloot - kort gezegd - alleen nog te vergaderen als er onontkoombare besluiten nodig zijn in dossiers of als kerken die nu afwijken van de synodale besluiten zich in groten getale daaraan alsnog zullen conformeren. Dat betekent dat gemeenten die de ambten hebben opengesteld dat zouden moeten terugdraaien. Met dit besluit geeft de synodevergadering er blijk van de kerkelijke weg volkomen kwijt te zijn. Het besluit definieert nauwelijks wat onontkoombare besluiten zijn, terwijl de tweede voorwaarde illusoir is en onbepaald. Wanneer sprake zou zijn van ‘in grote getalen’ is uiteraard arbitrair. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat kerken die de ambten hebben opgesteld dat niet ongedaan zullen maken. Een vergadering die een besluit neemt waarvan op voorhand duidelijk is dat het nauwelijks tot niet uitvoerbaar is, handelt uiteraard onverantwoord. Het is niet teveel gezegd dat de meerderheid van de afgevaardigden voor dit besluit kan worden gerekend tot de rechterflank van het kerkverband. Het is deze rechterflank die het initiatief nam tot het voorstel dat resulteerde in het synodebesluit en aan wie dit kan worden aangerekend. 

 

Verstrikt in groepsdenken

Het lijkt er sterk op dat de rechterflank steeds meer verstrikt is geraakt in groepsdenken. Kenmerkend voor groepsdenken is een manier van denken die mensen hanteren wanneer ze diep betrokken zijn bij hun eigen groep. Het  is een denkwijze die plaatsvindt bij mensen die nauw met elkaar samenwerken, daarbij een hechte groep vormen en die zoveel waarde hechten aan een unanieme mening, dat deze unanimiteit belangrijker wordt geacht dan een kritische rationele instelling. De afgevaardigden die behoren bij of zich verbonden voelen met Bewaar het Pand en het Christelijk Gereformeerd Beraad zijn een duidelijk herkenbare, georganiseerde groep. Ze functioneren vanuit formele structuren wat hen tot een duidelijke eenheid maakt, die ook herkenbaar is in het debat ter synode. Zij manifesteren in hun bijdragen een gevoel van saamhorigheid en gedeelde overtuiging. Typerend beeld hiervan is de foto in het Nederlands Dagblad waarin deze groep tijdens een schorsing overleg voerde over het door hen ingediende voorstel. Ook andere, gematigde afgevaardigden die zich tot op zekere hoogte verwant voelen met deze groep kunnen zich in veel gevallen identificeren met de opvattingen van die groep. In feite geeft dit een psychosociaal fenomeen weer, waarbij een groep, die op zichzelf bestaat uit bekwame personen, zich laat beïnvloeden door groepsprocessen, waardoor de kwaliteit van de besluitvorming vermindert.   

 

Bedreigend en overdrijven

Het groepsdenken lijkt te worden versterkt doordat de linkerflank bedreigend is voor de rechterflank. Daardoor lijkt er behoefte om de eigen groepsidentiteit te versterken. Vanuit de rechterflank is meermalen gezegd dat zij klassiek Christelijk Gereformeerd willen blijven. Door de problemen te overdrijven ontstaat een gevoel van urgentie en noodzaak en onontkoombaarheid. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de taxatie van de rechterflank van onder meer de controverse over vrouw en ambt en in mindere mate homosekuele relaties. De indruk die de afgevaardigden wekken, is dat het kerkverband door die controverses niet meer zou functioneren, omdat een groot aantal kerken in strijd met synodale besluiten handelt. Wie de synodevergaderingen heeft gevolgd, heeft bijvoorbeeld te horen gekregen dat er een kerkelijke impasse zou zijn en dat er geen uitweg voor het kerkverband zou zijn. Het kerkverband zou niet langer zo door kunnen en meer van dat soort grootspraak. De media nemen die kwalificaties over en versterken daarmee de crisisfeer, die de indruk wekken dat het kerkelijke leven inmiddels tot stilstand zou zijn gekomen. Het is verleidelijk om dit crisis-vocabulair over te nemen, wat ook is gebeurd. Het aantal afgevaardigden dat alarmerende woorden gebruikte over de toestand van het kerkverband en zijn voortbestaan is groot, terwijl ook het moderamen van de synode de situatie dramatiseerde, bijvoorbeeld in zijn brief aan de kerken. Met name de afgevaardigden van de rechterflank wakkerden de dramatiek aan. 

 

Functioneert naar behoren

Wie echter het huidige functioneren van het kerkverband in ogenschouw neemt, kan niet anders concluderen dan dat het praktisch gezien naar behoren functioneert. Weliswaar zijn er een aantal classes die hun werkzaamheden hebben afgeschaald, maar ook die doen over het algemeen nog steeds wat noodzakelijk is. Het feit dat een groot aantal kerken de ambten hebben opengesteld of daartoe het voornemen hebben, heeft geen invloed op het kerkelijke leven van de plaatselijke kerken. Het beeld dat vanuit de generale synode en de media wordt geschetst, is een uitvergroting van een beperkt probleem dat praktisch slechts beperkte invloed heeft op de samenleving van de kerken en hun onderlinge verhoudingen. Dat wordt overigens ook meermalen bevestigd door het feit dat buiten officiële vergaderingen blijkt dat de onderlinge verhoudingen goed zijn en er sprake is van een broederlijke sfeer. Het vorenstaande betekent uiteraard niet dat de onderwerpen waarover de discussies op kerkelijke vergaderingen gaan onbetekenend zouden zijn, zeker niet; maar, en dat is het punt, zij hebben nauwelijks invloed op het dagelijks kerkelijk leven. De grote woorden die daarom ter synode zijn gebruikt, dekken de lading niet. Zij zijn overdrijvingen die de problemen onnodig en ten onrechte vergroten waardoor de bestuurlijke verhoudingen onder hoogspanning komen te staan.

 

Verabsoluteren eigen standpunt

Dit groepsdenken lijkt er mede aan in de weg te staan dat de rechterflank niet openstaat voor de afwijkende standpunten van de linkerflank. De afgevaardigden van de rechterflank lijken zelfs de eigen standpunten te verabsoluteren, wat aan hen de ruimte ontneemt om open te staan voor standpunten van de linkerflank. Wie de afgelopen week naar de bijdragen heeft geluisterd van de afgevaardigden ter rechterzijde van het kerkverband zal het zijn opgevallen dat naarmate de week vorderde ook steeds stevigere standpunten werden ingenomen, die ook ten koste gingen van nuance. Het eigen standpunt werd steeds meer verabsoluteerd. De meerderheidsvisie op vrouw en ambt werd verheven tot een officieuze leeruitspraak ten gevolge waarvan het - nog door geen enkele synode veoordeelde - minderheidsstandpunt als onschriftuurlijk werd gekwalificeerd of dat minstens werd gesuggereerd. Ook enig begrip voor gewetensbezwaren bij de minderheid van afgevaardigden ontbrak. Daarentegen wordt het voor vast en bondig houden van synodale besluiten gebaseerd op een kerkrechtelijk onjuiste interpretatie van artikel 31 K.O..

 

Onjuiste uitleg artikel 31 K.O.

De uitleg van artikel 31 K.O., die ter synode te horen was, is namelijk onjuist; daar werd beweerd dat een meerderheidsbesluit voor vast en bondig moest worden gehouden, behoudens het recht van revisie en appel. Dat betekent dat een meerderheidsbesluit per definitie rechtsgeldig is, maar dat daartegen nog wel bezwaar kan worden gemaakt, terwijl de bezwaarde zonder meer gebonden is aan het meerderheidsbesluit als zijn bezwaar na revisie en appel ongegrond verklaard wordt door een kerkelijke vergadering. Echter, deze uitleg van artikel 31 K.O. is in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De kerk belijdt immers in dat artikel, dat zaken die op een kerkelijke vergadering zijn besloten, het kerkrecht of andere besluiten niet gelijk gesteld mogen worden aan de Bijbel. Óók besluiten van een kerkelijke vergadering niet; artikel 7 NGB relativeert de autoriteit van besluiten van kerkelijke vergaderingen, of het nu gaat om besluiten van een kerkenraad, een classis, een synode of een ander kerkelijk lichaam. Dergelijke besluiten worden niet als onfeilbaar of absoluut beschouwd. Ze zijn gebonden aan de norm van de Schrift. Dit betekent dat bezwaarden het recht hebben om besluiten van kerkelijke vergaderingen te toetsen aan de Bijbel, de belijdenis en de kerkorde en om bezwaar aan te tekenen tegen kerkelijke besluiten als ze van mening zijn dat deze besluiten daarmee in strijd zijn. Het bezwaar van de bezwaarde vindt zijn namelijk grond in de Schrift, belijdenis en kerkorde. Dat bezwaar wordt alleen weggenomen als de kerkelijke vergadering de bezwaarde zélf ervan overtuigt dat zijn bezwaar op grond van de Schrift ongegrond is. Echter, dat bezwaar kan niet worden weggenomen enkel vanwege het feit dat de revisie- en appelprocedure zijn doorlopen en de bezwaren door de kerkelijke vergadering ongegrond verklaard zijn, zonder dat de bezwaarde van de juistheid van die ongegrondverklaring in zijn geweten overtuigd is. 

 

Voor bezwaarde zélf bewezen

Daarentegen heeft professor Rutgers overtuigend betoogd dat de tenzij-bepaling van artikel 31 K.O. niet alleen de bewijslast bij de bezwaarde ligt, maar ook dat de strijd met Schrift, belijdenis en kerkorde voor de bezwaarde zélf bewezen moet zijn. Rutgers argumenteert dat het niet gaat om de vraag of de meerdere vergadering erkent dat er strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde, want in dat geval zou de kerkelijke vergadering zelf het besluit direct intrekken. Rutgers punt is dat een lid van de kerk of een plaatselijke kerkenraad c.q. een plaatselijke kerk, op grond van artikel 31 K.O., niet gebonden is aan een besluit, als hij er zelf van overtuigd is dat dit besluit in strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde en dus ingaat tegen zijn geweten. De argumentatie van Rutgers vindt steun in de artikelen 7 en 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die erkennen immers ook ruimte voor het geweten van gelovigen, zijnde een kerklid, kerkenraad en daarmee ook een plaatselijke kerk. Daarmee relativeert Rutgers ook meerderheidsbesluiten in die zin dat zij in principe bindende kracht hebben, maar niet in absolute zin. En dat wordt dan ook precies zo in de tenzij-bepaling tot uitdrukking gebracht. 

 

Vast en bondig, behoudens-formulering komt niet voor in artikel 31 K.O.

De formulering ‘vast en bondig, behoudens recht van revisie en appel’ is van formeelrechtelijke aard, die vooral de rechtszekerheid beoogt te waarborgen. Echter, de 'vast en bondig, behoudens’-formule, die door een aantal afgevaardigden en adviseurs gebruikt werd, heeft een hiërarchisch karakter dat zich niet verdraagt met de beginselen van gereformeerd kerkrecht. De 'vast en bondig, behoudens’-formule komt ook helemaal niet voor in artikel 31 K.O..; de tenzij-bepaling wel en die houdt een uitzondering in op de regel dat meerderheidsbesluiten van kerkelijke vergaderingen bindend zijn; artikel 31 K.O. zelf daarentegen, met zijn tenzij-bepaling, is van materieelrechtelijke aard. In algemene zin, en voor een bezwaarde in het bijzonder, geldt dat er geen gebondenheid is aan een meerderheidsbesluit dat in geweten niet verdragen kan worden door een bezwaarde, omdat de bezwaarde er voor zichzelf van overtuigd is dat het besluit strijdig is met Schrift, belijdenis of kerkorde; daarom brengt artikel 32 NGB krachtig tot uitdrukking wat ook één van de kernen is van artikel 31 K.O., namelijk het verzet tegen elke poging om menselijke regels boven de Bijbel te stellen en benadrukt het artikel het recht van gelovigen om hun geweten te volgen in hun gehoorzaamheid aan God, ongeacht of een meerderheidsbesluit al dan niet nog vatbaar is voor revisie of appel. Daarbij moet aangetekend worden dat uiteraard de bezwaren en in het bijzonder de gewetensbezwaren wel moeten worden geobjectiveerd door onderbouwing op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde. Het enkele subjectieve standpunt dat sprake is van gewetensnood is daarvoor uiteraard onvoldoende.  

 

In praktische zin

Hoewel, in tegenstelling tot de ‘vast en bondig, behoudens’-formule, de tenzij-bepaling ertoe kan leiden dat synodale besluiten niet door iedereen wordt nagekomen, zoals bijvoorbeeld inzake de openstelling van de ambten door plaatselijke kerken, is dat in beginsel aanvaardbaar. Professor Rutgers merkt in dit verband in zijn commentaar op dat als “dat niet-gebonden zijn, practisch zou leiden tot wanorde, dan moeten de kerkelijke vergaderingen zien wat ze doen, in hoeverre de vrager vrij kan blijven of dat hij het kerkverband moet verbreken. Dit laatste volgt altijd bij conflict als beide volhouden”. Als een bezwaarde persisteert bij zijn bezwaren tegen een meerderheidsbesluit op grond van zijn geweten, komt de vraag op of de meerderheid de minderheid kan verdragen. Die vraag moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de niet-gebondenheid aan een besluit op grond van de tenzij-bepaling in praktische zin tot wanorde zou leiden. Als het beroep op de tenzij-bepaling, ondanks revisie en appel gehandhaafd blijft, praktisch tot wanorde in het kerkverband zou leiden, moet uiteraard de bezwaarde het kerkverband verbreken. Immers, de aard en het doel van de kerkorde zijn een ordening om de vrede in het kerkverband te bewaren en te bevorderen.  

 

Machtswoord

De miskenning van de rechterflank voor het absolute gezag van de Bijbel en de gewetensvrijheid van individuele gelovigen, kerkenraden en plaatselijke kerken in dit geval, wordt veroorzaakt door haar groepsdenken. Daardoor is er sprake van een onjuiste, eenzijdige en onvolledige interpretatie van artikel 31 K.O., omdat informatie die haar heersende opvattingen ondersteunt wordt overgewaardeerd en informatie die deze opvattingen tegenspreken wordt geminimaliseerd of genegeerd. De rechterflank presenteert haar standpunt daarom als de enige juiste en legitieme interpretatie van de Schrift en de kerkelijke traditie. De rechterflank suggereert namelijk impliciet of expliciet dat haar visie de enige is die werkelijk in overeenstemming is met de Bijbel en de belijdenis, terwijl het minderheidsstandpunt wordt afgedaan als een afwijking daarvan. Vanuit de rechterflank  wordt er sterk aangedrongen op conformiteit. Zij stelt bijvoorbeeld dat kerkelijke eenheid zich niet verdraagt met het naast zich neerleggen van synodale besluiten, en er wordt opgeroepen tot tucht voor kerken die dit wel doen. Met het laatste synodebesluit stelt de rechterflank zich op als de hoeder van de waarheid en marginaliseert zij de linkerflank en heeft zij haar machtswoord uitgesproken. Daarmee heeft zij haar eigen woord verheven boven Gods Woord. Ook in het licht van artikel 31 K.O., dat ruimte zou moeten bieden voor gewetensvrijheid en afwijkende meningen, is dat machtswoord problematisch. Doordat machtswoord stelt zij de "tenzij"-bepaling van artikel 31 K.O. buiten werking, als de rechterflank haar eigen interpretatie van de Schrift en belijdenis als de enige geldige beschouwt en andersdenkenden als ongehoorzaam en zondig bestempelt. Het staat bovendien de eenheid van het kerkverband in de weg, omdat het machtswoord in strijd is met Gods Woord, dat oproept tot verdraagzaamheid en eensgezindheid. Daarentegen biedt artikel 31 K.O. nu juist volop ruimte voor verdraagzaamheid en eensgezindheid. Bovendien hoeft de openstelling van de ambten ook niet tot praktische wanorde binnen het kerkverband te leiden, ook al zou het verstandig kunnen zijn om eventuele nadere afspraken te maken over de praktische invulling daarvan. De rechterflank zou daarom bij zichzelf te rade moeten gaan om haar groepsdenken te doorbreken, recht te doen aan artikel 31 K.O., de Bijbel als het hoogste gezag en de gewetensvrijheid. Daarvoor is alle aanleiding, omdat zij met haar besluit niet Gods Woord heeft laten spreken, maar haar eigen machtswoord. En dat past niet in de kerk, want dat leidt tot wanorde, zoals inmiddels ook blijkt, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

 

Vuile handen

vuile handen

Wie de bespreking over de toekomst van het kerkverband van de CGK volgt, kan zich verbazen over de uitspraken die door het moderamen, afgevaardigden en preadviseurs worden gedaan. Met grote stelligheid wordt herhaaldelijk gesteld dat de kerken vragen om duidelijkheid en geestelijke leiding van de synode om de crisis in het kerkverband op te lossen. Het is echter retoriek, kennelijk bedoeld om een besluit te forceren. Professor Kater spande als preadviseur namens alle preadviseurs de kroon met zijn preadvies dat een hoog demagogisch gehalte kende en bovendien autoritair getoonzet was. 

 

Geen verificatoire feiten

Tot nu toe heeft geen enkele afgevaardigde met verificatoire feiten onderbouwd waaruit blijkt dat ‘’de kerken wachten op duidelijkheid ‘’ of woorden van gelijke strekking. Daaromtrent zijn geen instructies vanuit de kerken ingediend. Voor zover het moderamen verwijst naar de instructie van de classis Zwolle, wordt daarin gevraagd om een handelingskader in verband met kerken die afwijken van kerkelijke besluiten ten aanzien van Vrouw en Ambt en in mindere mate homoseksualiteit. Echter, op het grondvlak van de plaatselijke gemeenten gaat het kerkelijke leven onverstoorbaar door. Dat ds Fokkema constateert dat elk pastoraal bezoek begint over de crisis in het kerkverband, is weinig zeggend. Dat het een belangrijk onderwerp is dat gemeenteleden bezighoudt, is ongetwijfeld waar; een groot deel van de kerkleden voelt zich verbonden met en zijn betrokken bij het wel en wee van het kerkverband. Dat is echter wat anders dan dat het kerkelijk leven stagneert in de plaatselijke kerken. Daarvan is niet gebleken. Kerken houden kerkdiensten, er vinden kerkenraadsvergaderingen en catechese plaats, de VVB wordt betaald en alles vindt gewoon doorgang. Er zijn geen overtuigende argumenten die deze feiten weerspreken.  

 

Gewone voortgang

Ook het argument dat steeds meer classes ‘vastlopen’ wordt verder door niemand nader feitelijk onderbouwd. Als daarmee bedoeld wordt dat het de behoudende flank niet lukt om de linkerflank via vermaan en tucht te dwingen zich te schikken naar de meerderheidsbesluiten, betekent dat op zichzelf niet dat het kerkverband niet meer functioneert, maar hooguit dat zij niet optimaal functioneert. Echter, de praktijk is dat noodzakelijke  classicale werkzaamheden gewone doorgang vinden, zelfs in de classis Zwolle. Dat het afwijken van kerkelijke besluiten veel tijd kost en energie, hangt er ook vanaf hoe binnen de kerken daarmee wordt omgegaan, maar principieel zijn tijd en energie geen redenen om daarmee te concluderen dat de classes zijn vastgelopen. Ook hier geldt dat de voortgang van het Evangelie niet in het geding is, althans dat is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, laat staan bewezen.

 

Behoudende flank wil niet

Wat er wel gaande is, is dat de behoudende flank van de linkerflank af wil. Zij heeft geen geduld meer en wil kost wat het kost tot scheuring komen, omdat zij inmiddels beseft dat de linkerflank uit principe niet te bewegen is om het meerderheidsbesluit inzake vrouw en ambt te volgen. Om de ernst van de situatie te onderstrepen, wordt ook het thema over homoseksualiteit erbij gehaald, ondanks dat het geen thema op de agenda is van de generale synode. Dat het geduld op is blijkt uit de onwelwillendheid van de behoudende flank om van belang zijnde rapporten die kunnen helpen richting te geven om uit de impasse te komen, te bespreken. De rapporten ecclesiologie en hermeneutiek worden buiten de bespreking gelaten en vanuit de behoudende flank lijkt er geen enkele interesse in te zijn. Vermoedelijk omdat de inhoud van deze rapporten haar niet bevalt. Het zou namelijk een ander licht kunnen werpen op het besluit vrouw en ambt en daarmee het eigen standpunt relativeren. Van liefde tot het uiterste is evenwel feitelijk geen sprake. 

 

Consequentie van niet verdragen

En de meerderheid hoeft de minderheid niet te verdragen. Zij mag naar gereformeerd kerkrecht uitspreken dat zij het minderheidsstandpunt niet wil of kan verdragen. Daarvan is echter de consequentie dat er een kerkbreuk ontstaat. Zo’n kerkbreuk is schadelijk in velerlei opzicht. Gemeenten die scheuren, families die erdoor getroffen worden, maar het heeft ook gevolgen voor de activiteiten en de middelen voor die activiteiten. Zelfs het voortbestaan van de TUA, de houdbaarheid van de emeritikas en allerlei projecten komen in gevaar, omdat het overblijvende smaldeel de kosten daarvan vermoedelijk niet kan opbrengen. Echter, dat zijn de gevolgen die horen bij principes. Het lijkt er sterk op dat deze consequenties te verstrekkend zijn om welke reden er nu naarstig wordt gezocht naar een model waarbij in het bijzonder de TUA overeind kan worden gehouden. 

 

Mammon

En dat wekt de schijn dat niet zozeer gehoor wordt gegeven aan Jezus' oproep om eerst het Koninkrijk van de hemelen te zoeken en zijn gerechtigheid, maar eerder gebogen wordt voor Mammon. De financiële gevolgen van een kerkbreuk wegen zwaarder dan de kerkbreuk zelf. De houtskoolschets geeft er blijk van. Zij is er primair opgericht om de activa van het kerkverband te borgen. Duidelijk is dat de behoudende flank het model ook helemaal niet ziet als een oplossing om enkel uit de impasse te geraken om van daaruit er weer naar toe te werken het kerkverband weer in ere te herstellen. Dat maakt het voorstel van een bedenkelijk niveau.

 

Freudiaanse vergissing

Als professor Kater in zijn preadvies als eerste argument om voor het voorstel van het moderamen te stemmen begint over de TUA zijnde een kennelijke freudiaanse vergissing, komt zijn retorisch bedachte preadvies over als preken voor eigen parochie. Het gaat dan ook niet over een gecontroleerde breuk, maar om controle over de breuk. Damage Control. Principes mogen simpelweg niks kosten. Niet de principes van het koninkrijk staan voorop, maar die van de portemonnee. De predikanten die de synode domineren, regelen de zaakjes goed voor zichzelf. Zij hebben belang bij de TUA en de emeritikas en dus is er een intrinsieke motivatie om een model te maken waar die zaken bewaard kunnen blijven. Het getuigt van geestelijke armoede.

 

Vuile handelingen

Als het zoeken van het koninkrijk daadwerkelijk de hoogste prioriteit zou hebben, zouden preaviseurs niet met dit advies hebben kunnen komen. Dan hadden zij erop aangedrongen de rust te bewaren, de tijd te nemen en de voorliggende rapporten te bespreken. Dan zouden ze gewezen hebben op de noodzaak om de eerst terug te gaan naar de kerken om die te consulteren om vervolgens zorgvuldig te onderzoeken op grond waarvan en waarom het niet mogelijk is de verschillen in Schriftverstaan te aanvaarden. Dat is de koninklijke weg, maar die smalle weg is niet genomen. Het voorstel zal al dan niet gemodificeerd worden aangenomen. Er is geen afgevaardigde die de teloorgang van de TUA voor zijn rekening durft te nemen. Professor Kater heeft het mis als hij de vuile handen relativeert door te zeggen dat de afgevaardigden geen vuile handen maken, omdat zij die al hebben. Dat is misleidend. Het versterkt het frame dat het kerkverband in brand staat, dat er acute beslissingen nodig zijn omdat de kerken daarop wachten. Het zijn beelden en ideeën, maar geen feiten. Argumenten doen er niet toe, want het gaat om beelden. Als je die beelden maar vaak genoeg herhaalt zijn ze waar. En dat afgevaardigden vuile handen hebben, rechtvaardigt niet om vuile handelingen te verrichten.  Het voorgestelde kerkmodel bevordert niet de vrede, maar de wanorde en dat past de kerken niet, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.

 

 

 

Vuile handen

vuile handen

Wie de bespreking over de toekomst van het kerkverband van de CGK volgt, kan zich verbazen over de uitspraken die door het moderamen, afgevaardigden en preadviseurs worden gedaan. Met grote stelligheid wordt herhaaldelijk gesteld dat de kerken vragen om duidelijkheid en geestelijke leiding van de synode om de crisis in het kerkverband op te lossen. Het is echter retoriek, kennelijk bedoeld om een besluit te forceren. Professor Kater spande als preadviseur namens alle preadviseurs de kroon met zijn preadvies dat een hoog demagogisch gehalte kende en bovendien autoritair getoonzet was. 

 

Geen verificatoire feiten

Tot nu toe heeft geen enkele afgevaardigde met verificatoire feiten onderbouwd waaruit blijkt dat ‘’de kerken wachten op duidelijkheid ‘’ of woorden van gelijke strekking. Daaromtrent zijn geen instructies vanuit de kerken ingediend. Voor zover het moderamen verwijst naar de instructie van de classis Zwolle, wordt daarin gevraagd om een handelingskader in verband met kerken die afwijken van kerkelijke besluiten ten aanzien van Vrouw en Ambt en in mindere mate homoseksualiteit. Echter, op het grondvlak van de plaatselijke gemeenten gaat het kerkelijke leven onverstoorbaar door. Dat ds Fokkema constateert dat elk pastoraal bezoek begint over de crisis in het kerkverband, is weinig zeggend. Dat het een belangrijk onderwerp is dat gemeenteleden bezighoudt, is ongetwijfeld waar; een groot deel van de kerkleden voelt zich verbonden met en zijn betrokken bij het wel en wee van het kerkverband. Dat is echter wat anders dan dat het kerkelijk leven stagneert in de plaatselijke kerken. Daarvan is niet gebleken. Kerken houden kerkdiensten, er vinden kerkenraadsvergaderingen en catechese plaats, de VVB wordt betaald en alles vindt gewoon doorgang. Er zijn geen overtuigende argumenten die deze feiten weerspreken.  

 

Gewone voortgang

Ook het argument dat steeds meer classes ‘vastlopen’ wordt verder door niemand nader feitelijk onderbouwd. Als daarmee bedoeld wordt dat het de behoudende flank niet lukt om de linkerflank via vermaan en tucht te dwingen zich te schikken naar de meerderheidsbesluiten, betekent dat op zichzelf niet dat het kerkverband niet meer functioneert, maar hooguit dat zij niet optimaal functioneert. Echter, de praktijk is dat noodzakelijke  classicale werkzaamheden gewone doorgang vinden, zelfs in de classis Zwolle. Dat het afwijken van kerkelijke besluiten veel tijd kost en energie, hangt er ook vanaf hoe binnen de kerken daarmee wordt omgegaan, maar principieel zijn tijd en energie geen redenen om daarmee te concluderen dat de classes zijn vastgelopen. Ook hier geldt dat de voortgang van het Evangelie niet in het geding is, althans dat is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, laat staan bewezen.

 

Behoudende flank wil niet

Wat er wel gaande is, is dat de behoudende flank van de linkerflank af wil. Zij heeft geen geduld meer en wil kost wat het kost tot scheuring komen, omdat zij inmiddels beseft dat de linkerflank uit principe niet te bewegen is om het meerderheidsbesluit inzake vrouw en ambt te volgen. Om de ernst van de situatie te onderstrepen, wordt ook het thema over homoseksualiteit erbij gehaald, ondanks dat het geen thema op de agenda is van de generale synode. Dat het geduld op is blijkt uit de onwelwillendheid van de behoudende flank om van belang zijnde rapporten die kunnen helpen richting te geven om uit de impasse te komen, te bespreken. De rapporten ecclesiologie en hermeneutiek worden buiten de bespreking gelaten en vanuit de behoudende flank lijkt er geen enkele interesse in te zijn. Vermoedelijk omdat de inhoud van deze rapporten haar niet bevalt. Het zou namelijk een ander licht kunnen werpen op het besluit vrouw en ambt en daarmee het eigen standpunt relativeren. Van liefde tot het uiterste is evenwel feitelijk geen sprake. 

 

Consequentie van niet verdragen

En de meerderheid hoeft de minderheid niet te verdragen. Zij mag naar gereformeerd kerkrecht uitspreken dat zij het minderheidsstandpunt niet wil of kan verdragen. Daarvan is echter de consequentie dat er een kerkbreuk ontstaat. Zo’n kerkbreuk is schadelijk in velerlei opzicht. Gemeenten die scheuren, families die erdoor getroffen worden, maar het heeft ook gevolgen voor de activiteiten en de middelen voor die activiteiten. Zelfs het voortbestaan van de TUA, de houdbaarheid van de emeritikas en allerlei projecten komen in gevaar, omdat het overblijvende smaldeel de kosten daarvan vermoedelijk niet kan opbrengen. Echter, dat zijn de gevolgen die horen bij principes. Het lijkt er sterk op dat deze consequenties te verstrekkend zijn om welke reden er nu naarstig wordt gezocht naar een model waarbij in het bijzonder de TUA overeind kan worden gehouden. 

 

Mammon

En dat wekt de schijn dat niet zozeer gehoor wordt gegeven aan Jezus' oproep om eerst het Koninkrijk van de hemelen te zoeken en zijn gerechtigheid, maar eerder gebogen wordt voor Mammon. De financiële gevolgen van een kerkbreuk wegen zwaarder dan de kerkbreuk zelf. De houtskoolschets geeft er blijk van. Zij is er primair opgericht om de activa van het kerkverband te borgen. Duidelijk is dat de behoudende flank het model ook helemaal niet ziet als een oplossing om enkel uit de impasse te geraken om van daaruit er weer naar toe te werken het kerkverband weer in ere te herstellen. Dat maakt het voorstel van een bedenkelijk niveau.

 

Freudiaanse vergissing

Als professor Kater in zijn preadvies als eerste argument om voor het voorstel van het moderamen te stemmen begint over de TUA zijnde een kennelijke freudiaanse vergissing, komt zijn retorisch bedachte preadvies over als preken voor eigen parochie. Het gaat dan ook niet over een gecontroleerde breuk, maar om controle over de breuk. Damage Control. Principes mogen simpelweg niks kosten. Niet de principes van het koninkrijk staan voorop, maar die van de portemonnee. De predikanten die de synode domineren, regelen de zaakjes goed voor zichzelf. Zij hebben belang bij de TUA en de emeritikas en dus is er een intrinsieke motivatie om een model te maken waar die zaken bewaard kunnen blijven. Het getuigt van geestelijke armoede.

 

Vuile handelingen

Als het zoeken van het koninkrijk daadwerkelijk de hoogste prioriteit zou hebben, zouden preaviseurs niet met dit advies hebben kunnen komen. Dan hadden zij erop aangedrongen de rust te bewaren, de tijd te nemen en de voorliggende rapporten te bespreken. Dan zouden ze gewezen hebben op de noodzaak om de eerst terug te gaan naar de kerken om die te consulteren om vervolgens zorgvuldig te onderzoeken op grond waarvan en waarom het niet mogelijk is de verschillen in Schriftverstaan te aanvaarden. Dat is de koninklijke weg, maar die smalle weg is niet genomen. Het voorstel zal al dan niet gemodificeerd worden aangenomen. Er is geen afgevaardigde die de teloorgang van de TUA voor zijn rekening durft te nemen. Professor Kater heeft het mis als hij de vuile handen relativeert door te zeggen dat de afgevaardigden geen vuile handen maken, omdat zij die al hebben. Dat is misleidend. Het versterkt het frame dat het kerkverband in brand staat, dat er acute beslissingen nodig zijn omdat de kerken daarop wachten. Het zijn beelden en ideeën, maar geen feiten. Argumenten doen er niet toe, want het gaat om beelden. Als je die beelden maar vaak genoeg herhaalt zijn ze waar. En dat afgevaardigden vuile handen hebben, rechtvaardigt niet om vuile handelingen te verrichten.  Het voorgestelde kerkmodel bevordert niet de vrede, maar de wanorde en dat past de kerken niet, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.

 

 

 

Vuile handen

vuile handen

Wie de bespreking over de toekomst van het kerkverband van de CGK volgt, kan zich verbazen over de uitspraken die door het moderamen, afgevaardigden en preadviseurs worden gedaan. Met grote stelligheid wordt herhaaldelijk gesteld dat de kerken vragen om duidelijkheid en geestelijke leiding van de synode om de crisis in het kerkverband op te lossen. Het is echter retoriek, kennelijk bedoeld om een besluit te forceren. Professor Kater spande als preadviseur namens alle preadviseurs de kroon met zijn preadvies dat een hoog demagogisch gehalte kende en bovendien autoritair getoonzet was. 

 

Geen verificatoire feiten

Tot nu toe heeft geen enkele afgevaardigde met verificatoire feiten onderbouwd waaruit blijkt dat ‘’de kerken wachten op duidelijkheid ‘’ of woorden van gelijke strekking. Daaromtrent zijn geen instructies vanuit de kerken ingediend. Voor zover het moderamen verwijst naar de instructie van de classis Zwolle, wordt daarin gevraagd om een handelingskader in verband met kerken die afwijken van kerkelijke besluiten ten aanzien van Vrouw en Ambt en in mindere mate homoseksualiteit. Echter, op het grondvlak van de plaatselijke gemeenten gaat het kerkelijke leven onverstoorbaar door. Dat ds Fokkema constateert dat elk pastoraal bezoek begint over de crisis in het kerkverband, is weinig zeggend. Dat het een belangrijk onderwerp is dat gemeenteleden bezighoudt, is ongetwijfeld waar; een groot deel van de kerkleden voelt zich verbonden met en zijn betrokken bij het wel en wee van het kerkverband. Dat is echter wat anders dan dat het kerkelijk leven stagneert in de plaatselijke kerken. Daarvan is niet gebleken. Kerken houden kerkdiensten, er vinden kerkenraadsvergaderingen en catechese plaats, de VVB wordt betaald en alles vindt gewoon doorgang. Er zijn geen overtuigende argumenten die deze feiten weerspreken.  

 

Gewone voortgang

Ook het argument dat steeds meer classes ‘vastlopen’ wordt verder door niemand nader feitelijk onderbouwd. Als daarmee bedoeld wordt dat het de behoudende flank niet lukt om de linkerflank via vermaan en tucht te dwingen zich te schikken naar de meerderheidsbesluiten, betekent dat op zichzelf niet dat het kerkverband niet meer functioneert, maar hooguit dat zij niet optimaal functioneert. Echter, de praktijk is dat noodzakelijke  classicale werkzaamheden gewone doorgang vinden, zelfs in de classis Zwolle. Dat het afwijken van kerkelijke besluiten veel tijd kost en energie, hangt er ook vanaf hoe binnen de kerken daarmee wordt omgegaan, maar principieel zijn tijd en energie geen redenen om daarmee te concluderen dat de classes zijn vastgelopen. Ook hier geldt dat de voortgang van het Evangelie niet in het geding is, althans dat is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, laat staan bewezen.

 

Behoudende flank wil niet

Wat er wel gaande is, is dat de behoudende flank van de linkerflank af wil. Zij heeft geen geduld meer en wil kost wat het kost tot scheuring komen, omdat zij inmiddels beseft dat de linkerflank uit principe niet te bewegen is om het meerderheidsbesluit inzake vrouw en ambt te volgen. Om de ernst van de situatie te onderstrepen, wordt ook het thema over homoseksualiteit erbij gehaald, ondanks dat het geen thema op de agenda is van de generale synode. Dat het geduld op is blijkt uit de onwelwillendheid van de behoudende flank om van belang zijnde rapporten die kunnen helpen richting te geven om uit de impasse te komen, te bespreken. De rapporten ecclesiologie en hermeneutiek worden buiten de bespreking gelaten en vanuit de behoudende flank lijkt er geen enkele interesse in te zijn. Vermoedelijk omdat de inhoud van deze rapporten haar niet bevalt. Het zou namelijk een ander licht kunnen werpen op het besluit vrouw en ambt en daarmee het eigen standpunt relativeren. Van liefde tot het uiterste is evenwel feitelijk geen sprake. 

 

Consequentie van niet verdragen

En de meerderheid hoeft de minderheid niet te verdragen. Zij mag naar gereformeerd kerkrecht uitspreken dat zij het minderheidsstandpunt niet wil of kan verdragen. Daarvan is echter de consequentie dat er een kerkbreuk ontstaat. Zo’n kerkbreuk is schadelijk in velerlei opzicht. Gemeenten die scheuren, families die erdoor getroffen worden, maar het heeft ook gevolgen voor de activiteiten en de middelen voor die activiteiten. Zelfs het voortbestaan van de TUA, de houdbaarheid van de emeritikas en allerlei projecten komen in gevaar, omdat het overblijvende smaldeel de kosten daarvan vermoedelijk niet kan opbrengen. Echter, dat zijn de gevolgen die horen bij principes. Het lijkt er sterk op dat deze consequenties te verstrekkend zijn om welke reden er nu naarstig wordt gezocht naar een model waarbij in het bijzonder de TUA overeind kan worden gehouden. 

 

Mammon

En dat wekt de schijn dat niet zozeer gehoor wordt gegeven aan Jezus' oproep om eerst het Koninkrijk van de hemelen te zoeken en zijn gerechtigheid, maar eerder gebogen wordt voor Mammon. De financiële gevolgen van een kerkbreuk wegen zwaarder dan de kerkbreuk zelf. De houtskoolschets geeft er blijk van. Zij is er primair opgericht om de activa van het kerkverband te borgen. Duidelijk is dat de behoudende flank het model ook helemaal niet ziet als een oplossing om enkel uit de impasse te geraken om van daaruit er weer naar toe te werken het kerkverband weer in ere te herstellen. Dat maakt het voorstel van een bedenkelijk niveau.

 

Freudiaanse vergissing

Als professor Kater in zijn preadvies als eerste argument om voor het voorstel van het moderamen te stemmen begint over de TUA zijnde een kennelijke freudiaanse vergissing, komt zijn retorisch bedachte preadvies over als preken voor eigen parochie. Het gaat dan ook niet over een gecontroleerde breuk, maar om controle over de breuk. Damage Control. Principes mogen simpelweg niks kosten. Niet de principes van het koninkrijk staan voorop, maar die van de portemonnee. De predikanten die de synode domineren, regelen de zaakjes goed voor zichzelf. Zij hebben belang bij de TUA en de emeritikas en dus is er een intrinsieke motivatie om een model te maken waar die zaken bewaard kunnen blijven. Het getuigt van geestelijke armoede.

 

Vuile handelingen

Als het zoeken van het koninkrijk daadwerkelijk de hoogste prioriteit zou hebben, zouden preaviseurs niet met dit advies hebben kunnen komen. Dan hadden zij erop aangedrongen de rust te bewaren, de tijd te nemen en de voorliggende rapporten te bespreken. Dan zouden ze gewezen hebben op de noodzaak om de eerst terug te gaan naar de kerken om die te consulteren om vervolgens zorgvuldig te onderzoeken op grond waarvan en waarom het niet mogelijk is de verschillen in Schriftverstaan te aanvaarden. Dat is de koninklijke weg, maar die smalle weg is niet genomen. Het voorstel zal al dan niet gemodificeerd worden aangenomen. Er is geen afgevaardigde die de teloorgang van de TUA voor zijn rekening durft te nemen. Professor Kater heeft het mis als hij de vuile handen relativeert door te zeggen dat de afgevaardigden geen vuile handen maken, omdat zij die al hebben. Dat is misleidend. Het versterkt het frame dat het kerkverband in brand staat, dat er acute beslissingen nodig zijn omdat de kerken daarop wachten. Het zijn beelden en ideeën, maar geen feiten. Argumenten doen er niet toe, want het gaat om beelden. Als je die beelden maar vaak genoeg herhaalt zijn ze waar. En dat afgevaardigden vuile handen hebben, rechtvaardigt niet om vuile handelingen te verrichten.  Het voorgestelde kerkmodel bevordert niet de vrede, maar de wanorde en dat past de kerken niet, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.

 

 

 

Doemscenario

doemscenario

Inmiddels is duidelijk dat deze week door het moderamen een voorstel wordt gedaan dat geen voorstel tot scheuring mag heten, maar feitelijk wel is. Het voorstel wordt gepresenteerd als het minst slechte van twee kwaden; maar ook een gecontroleerde scheur, is een scheur. Het gemak waarmee andere opties terzijde worden gesteld, is onbegrijpelijk.  Het moderamen schuift de mogelijkheid, in feite de plicht, om elkaar als kerken te verdragen en met elkaar in gesprek te gaan met één pennenstreek als niet realistisch van tafel. Het gemak waarmee dat lijkt te gebeuren, verraadt ook onbegrip over wat de aard en betekenis zijn van een kerkverband en haar ordening. Het voorstel dat het moderamen schetst is een doemscenario.

 

Ontbinding kerkelijke gemeenschap

Een doemscenario omdat het voorstel neerkomt op de ontbinding van de kerkelijke gemeenschap, zoals dr. Bert Loonstra in zijn blog treffend schreef. De formulering is veelzeggend van Loonstra; niet enkel een kerkrechtelijk construct, het kerkverband, maar de gemeenschap, die dat kerkverband vormt, wordt ontbonden. De onderlinge band en verbondenheid worden verbroken. Ook een doemscenario omdat de ruimte die het gereformeerd kerkrecht, en dus ook de CGK-kerkorde, biedt daarmee niet volledig wordt benut. Het voorstel behelst de weg van de minste weerstand, dat contrair gaat aan de aard en de bedoeling van gereformeerd kerkrecht. Artikel 1 van de kerkorde begint met: “Om in de gemeente van Christus naar de vereiste orde te leven (...)”. De ‘vereiste orde’ drukt geen wet van Meden en Perzen uit, maar zoals deze bepaling in een andere weergave van de kerkorde ook wel wordt omschreven ‘de goede’ orde. Haar bindende kracht ligt in het bewaren van de orde binnen de kerken, dat wil zeggen: de vrede. Echter, de kerkorde is geen wet in die zin dat zij rechtens afdwingbare verplichtingen bevatten waaraan geen enkele kerk of geen enkel kerklid zich zou mogen onttrekken.  Het doel van de kerkorde zelf brengt namelijk mee dat er van de kerkorde kan worden afgeweken. En met het afwijken van de orde van de kerken door kerken of kerkleden staat niet onmiddellijk de kerkorde op losse schroeven. Hoewel die suggestie ook ter synode lijkt te worden gedaan, is dat onjuist. Uiteraard moeten de kerken waken tegen wanorde in de kerken, maar niet elke afwijking van de kerkorde, en daarop gebaseerde besluiten en uitspraken, leidt tot wanorde.

 

Gods Woord bindt

In de kwestie van de openstelling van de ambten blijkt dat ook niet het geval te zijn. Inmiddels is er een substantieel aantal kerken binnen het kerkverband die de ambten hebben geopend. Echter, niet het openstellen van de ambten zelf leidt tot wanorde, maar de daarover gevoerde (theologische) discussie. Het kerkverband kan probleemloos functioneren, ook als er plaatselijke kerken zijn die ambten openstellen. Een belangrijk uitgangspunt in het gereformeerde kerkrecht is dat kerkelijke regels, waaronder ook uitspraken en besluiten worden begrepen, niet het geweten rechtstreeks mogen binden, omdat het menselijke bepalingen zijn. Alleen Gods Woord zelf bindt het geweten. Hierin onderscheidt het gereformeerde kerkrecht zich ook nadrukkelijk van het canonieke recht van de Rooms Katholieke Kerk; aan haar kerkorde wordt immers een goddelijk gezag toegekend. In dit kader is het belangrijk om te constateren dat de uitspraken die de synodi hebben gedaan over Vrouw en Ambt geen leeruitspraken betreffen. Dat komt het sterkste tot uitdrukking in het feit dat steeds gezegd is over het minderheidsstandpunt dat het geen tuchtwaardig standpunt is, maar ook dat niet wordt getwijfeld aan de integriteit van degenen die het minderheidsstandpunt huldigen. Het mag ook zonder meer als standpunt worden uitgedragen. Bovendien is er geen enkele synode uitspraak of besluit die het minderheidsstandpunt heeft verworpen omdat het in strijd zou zijn met Gods Woord. Dat zijn argumenten die er toe doen. Blijkens het minderheidsstandpunt vloeit niet noodzakelijkerwijs voort dat de ambten voorbehouden zijn aan mannen. Dat een meerderheid van synode afgevaardigden deze visie op de ambten niet prefereert als resultaat van hun Schriftuitleg, betekent niet dat die meerderheidsvisie daarom een gebod is dat voortkomt uit Gods Woord zelf. Dat brengt ook met zich mee dat het gaat om iets wat niet-noodzakelijk is voor de orde in de kerk. Sterker, door de minderheid tegen haar geweten in te dwingen zich te conformeren aan het meerderheidsstandpunt, wordt hiërarchie in het kerkverband geïntroduceerd. Daarmee wijkt het kerkverband op dit punt dan in wezen niet af van de opvattingen van Rome. 

 

Typerende kwalificaties

Daarom is de formulering van het voorstel opvallend; de typering van de afdeling A bestaat uit “alle kerken die uitspreken zich in alles te willen houden aan de Schrift, de belijdenis, de kerkorde en de synodale bepalingen zoals die tot op heden hun beslag hebben gekregen”, terwijl afdeling B “bestaat uit kerken die zich eveneens willen baseren op Schrift en belijdenis, maar waar plaatselijke afwijkingen voorkomen ten aanzien van de kerkorde en de synodale bepalingen”. Er zit duidelijk verschil in woordkeuze; Afdeling A kerken zijn de kerken die zich houden aan de Schrift et cetera en Afdeling B wil zich baseren op de Schrift et cetera; afdeling B lijkt daarmee een meer vrijblijvende omgang met de Schrift et cetera te hebben dan afdeling B. Dat is een onderscheid dat de verschillen tussen minder- en meerderheid niet juist kwalificeert, maar eerder de minderheid diskwalificeert. Immers, de minderheid heeft ander een Schriftverstaan over het thema vrouw en ambt dan de meerderheid, maar ook de minderheid is er van overtuigd dat zij met haar standpunt zich houdt aan de Schrift, de belijdenis en de kerkorde en de synodale bepalingen met dien verstande dat zij op grond van hun geweten de uitspraak over het gesloten houden van ambten niet kan aanvaarden. En het is bekend dat ook kerken die zich tot afdeling A rekenen zich ook niet in alles aan alle synodale bepalingen houden. Het is hier niet de plaats om man en paard te noemen, maar het geeft wel aan dat het even onjuist als simplistisch is om kerken binnen het kerkverband te categoriseren op de wijze zoals het moderamen doet. Daar komt nog bij dat te verwachten valt dat binnen beide afdelingen er op verschillende onderwerpen door verschillende kerken kan worden afgeweken van de kerkordening om verschillende redenen. Dat is nu juist karakteristiek aan gereformeerd kerkrecht. Wie die ruimte niet aanvaardt, vervalt in kerkelijke hiërarchie.

 

Niet ter vrije bepaling

En niet alleen artikel 1 van de K.O. laat ruimte voor verschillen, maar ook artikel 31 K.O.; die bepaalt immers dat er geen meerderheidsbesluiten mogen worden genomen die in strijd zijn met Schrift, belijdenis en kerkorde. Het is deze bepaling bij uitstek die voorkomt dat de meerderheid gaat heersen over de minderheid. Het is daarom veelzeggend als een minderheid zich niet kan conformeren aan het meerderheidsstandpunt. Dan schort er iets aan het besluit of de uitspraak. Die omstandigheid rechtvaardigt niet het einde van het gesprek en het opsplitsen van het kerkverband, maar zij rechtvaardigt een intensivering van het gesprek. Luisteren naar de gewetensnood van de ander en zoeken naar ruimte om elkaars overtuiging te kunnen aanvaarden om recht te doen aan iedereen. Daarvoor geeft artikel 85 K.O. ook een verplichting, omdat het kerken verbiedt om over elkaar te heersen. Besluitvorming die wordt opgelegd aan een minderheid tegen haar geweten in, terwijl het geen leerbesluit is, het minderheidsstandpunt niet in strijd is met de Schrift, maar voortvloeit uit een ander Schriftverstaan, is eenvoudigweg in strijd met gereformeerd kerkrecht en kan niet worden aanvaard. Ook hierom is het voorstel van het moderamen een doemscenario, omdat het tegenstellingen maakt, die er, op grond van het kerkrecht, helemaal niet zijn. Wat er wel aan de hand is, is dat de meerderheid het moeilijk vindt om het standpunt van de minderheid te verdragen. En hoewel dat begrijpelijk is, is dat geen reden om daarom het kerkverband maar te splitsen. Het kerkverband staat de kerken niet ter vrije bepaling, want zij behoort Christus toe, omdat zij een geestelijke eenheid is waarvan Christus zelf het hoofd is. Het opsplitsen van het kerkverband is het verbreken van de geestelijke eenheid die geworteld is Christus zelf. Het voorstel betreft een organisatorische, institutaire, reorganisatie van het kerkverband ter beslechting van verschillen in schriftverstaan waartoe de kerken niet bevoegd zijn. Alleen als kerken binnen het kerkverband in strijd handelen, denken en doen met Gods Woord hebben de overige kerken de bevoegdheid hen van het kerkverband af te snijden. Het op andere gronden verbreken van de samenwerking is in strijd met de aard en bedoeling van gereformeerd kerkrecht. 

 

Geestelijke verschraling

Bovendien leidt dit voorstel tot geestelijke verschraling tussen de kerken. Zij ontmoeten elkaar niet meer, gaan daardoor het geestelijke gesprek uit de weg waardoor de kerken van elkaar vervreemden en hun liefde voor elkaar zal verkillen. Het is juist goed dat kerken elkaar ontmoeten en samenwerken in classes, Particuliere Synodes en de Generale Synode. Het dwingt kerken om zich tegenover elkaar te verantwoorden, zich te oefenen in verdraagzaamheid en het zoeken van de eenheid ten bate van de voortgang van het Evangelie en in het belang van de plaatselijke kerken en hun leden. Het leert kerken om te erkennen dat zijzelf de eenheid en de liefde niet in de hand hebben, maar daarin afhankelijk zijn van de Heer van de kerk en zijn Geest. 

 

Curieus en onbetamelijk

Daarom is het merkwaardig dat het moderamen slechts vijf opties heeft, terwijl de belangrijkste optie, de eenheid bewaren en het meerderheidsbesluit niet dwingend aan de kerken op te leggen, niet eens meer wordt genoemd. Dat getuigt van klein geloof en van de mens als maat van alle dingen. Dat past de kerken niet. Vanuit de kerken zijn er meerdere voorstellen gedaan waarover het moderamen met geen woord rept. Daardoor is onduidelijk of die voorstellen door het moderamen zijn onderzocht. Dat is curieus en onbetamelijk. Het voorstel van het moderamen dient daarmee niet de vrede, maar schept wanorde, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

https://tinyurl.com/ynsz542k

Doemscenario

doemscenario

Inmiddels is duidelijk dat deze week door het moderamen een voorstel wordt gedaan dat geen voorstel tot scheuring mag heten, maar feitelijk wel is. Het voorstel wordt gepresenteerd als het minst slechte van twee kwaden; maar ook een gecontroleerde scheur, is een scheur. Het gemak waarmee andere opties terzijde worden gesteld, is onbegrijpelijk.  Het moderamen schuift de mogelijkheid, in feite de plicht, om elkaar als kerken te verdragen en met elkaar in gesprek te gaan met één pennenstreek als niet realistisch van tafel. Het gemak waarmee dat lijkt te gebeuren, verraadt ook onbegrip over wat de aard en betekenis zijn van een kerkverband en haar ordening. Het voorstel dat het moderamen schetst is een doemscenario.

 

Ontbinding kerkelijke gemeenschap

Een doemscenario omdat het voorstel neerkomt op de ontbinding van de kerkelijke gemeenschap, zoals dr. Bert Loonstra in zijn blog treffend schreef. De formulering is veelzeggend van Loonstra; niet enkel een kerkrechtelijk construct, het kerkverband, maar de gemeenschap, die dat kerkverband vormt, wordt ontbonden. De onderlinge band en verbondenheid worden verbroken. Ook een doemscenario omdat de ruimte die het gereformeerd kerkrecht, en dus ook de CGK-kerkorde, biedt daarmee niet volledig wordt benut. Het voorstel behelst de weg van de minste weerstand, dat contrair gaat aan de aard en de bedoeling van gereformeerd kerkrecht. Artikel 1 van de kerkorde begint met: “Om in de gemeente van Christus naar de vereiste orde te leven (...)”. De ‘vereiste orde’ drukt geen wet van Meden en Perzen uit, maar zoals deze bepaling in een andere weergave van de kerkorde ook wel wordt omschreven ‘de goede’ orde. Haar bindende kracht ligt in het bewaren van de orde binnen de kerken, dat wil zeggen: de vrede. Echter, de kerkorde is geen wet in die zin dat zij rechtens afdwingbare verplichtingen bevatten waaraan geen enkele kerk of geen enkel kerklid zich zou mogen onttrekken.  Het doel van de kerkorde zelf brengt namelijk mee dat er van de kerkorde kan worden afgeweken. En met het afwijken van de orde van de kerken door kerken of kerkleden staat niet onmiddellijk de kerkorde op losse schroeven. Hoewel die suggestie ook ter synode lijkt te worden gedaan, is dat onjuist. Uiteraard moeten de kerken waken tegen wanorde in de kerken, maar niet elke afwijking van de kerkorde, en daarop gebaseerde besluiten en uitspraken, leidt tot wanorde.

 

Gods Woord bindt

In de kwestie van de openstelling van de ambten blijkt dat ook niet het geval te zijn. Inmiddels is er een substantieel aantal kerken binnen het kerkverband die de ambten hebben geopend. Echter, niet het openstellen van de ambten zelf leidt tot wanorde, maar de daarover gevoerde (theologische) discussie. Het kerkverband kan probleemloos functioneren, ook als er plaatselijke kerken zijn die ambten openstellen. Een belangrijk uitgangspunt in het gereformeerde kerkrecht is dat kerkelijke regels, waaronder ook uitspraken en besluiten worden begrepen, niet het geweten rechtstreeks mogen binden, omdat het menselijke bepalingen zijn. Alleen Gods Woord zelf bindt het geweten. Hierin onderscheidt het gereformeerde kerkrecht zich ook nadrukkelijk van het canonieke recht van de Rooms Katholieke Kerk; aan haar kerkorde wordt immers een goddelijk gezag toegekend. In dit kader is het belangrijk om te constateren dat de uitspraken die de synodi hebben gedaan over Vrouw en Ambt geen leeruitspraken betreffen. Dat komt het sterkste tot uitdrukking in het feit dat steeds gezegd is over het minderheidsstandpunt dat het geen tuchtwaardig standpunt is, maar ook dat niet wordt getwijfeld aan de integriteit van degenen die het minderheidsstandpunt huldigen. Het mag ook zonder meer als standpunt worden uitgedragen. Bovendien is er geen enkele synode uitspraak of besluit die het minderheidsstandpunt heeft verworpen omdat het in strijd zou zijn met Gods Woord. Dat zijn argumenten die er toe doen. Blijkens het minderheidsstandpunt vloeit niet noodzakelijkerwijs voort dat de ambten voorbehouden zijn aan mannen. Dat een meerderheid van synode afgevaardigden deze visie op de ambten niet prefereert als resultaat van hun Schriftuitleg, betekent niet dat die meerderheidsvisie daarom een gebod is dat voortkomt uit Gods Woord zelf. Dat brengt ook met zich mee dat het gaat om iets wat niet-noodzakelijk is voor de orde in de kerk. Sterker, door de minderheid tegen haar geweten in te dwingen zich te conformeren aan het meerderheidsstandpunt, wordt hiërarchie in het kerkverband geïntroduceerd. Daarmee wijkt het kerkverband op dit punt dan in wezen niet af van de opvattingen van Rome. 

 

Typerende kwalificaties

Daarom is de formulering van het voorstel opvallend; de typering van de afdeling A bestaat uit “alle kerken die uitspreken zich in alles te willen houden aan de Schrift, de belijdenis, de kerkorde en de synodale bepalingen zoals die tot op heden hun beslag hebben gekregen”, terwijl afdeling B “bestaat uit kerken die zich eveneens willen baseren op Schrift en belijdenis, maar waar plaatselijke afwijkingen voorkomen ten aanzien van de kerkorde en de synodale bepalingen”. Er zit duidelijk verschil in woordkeuze; Afdeling A kerken zijn de kerken die zich houden aan de Schrift et cetera en Afdeling B wil zich baseren op de Schrift et cetera; afdeling B lijkt daarmee een meer vrijblijvende omgang met de Schrift et cetera te hebben dan afdeling B. Dat is een onderscheid dat de verschillen tussen minder- en meerderheid niet juist kwalificeert, maar eerder de minderheid diskwalificeert. Immers, de minderheid heeft ander een Schriftverstaan over het thema vrouw en ambt dan de meerderheid, maar ook de minderheid is er van overtuigd dat zij met haar standpunt zich houdt aan de Schrift, de belijdenis en de kerkorde en de synodale bepalingen met dien verstande dat zij op grond van hun geweten de uitspraak over het gesloten houden van ambten niet kan aanvaarden. En het is bekend dat ook kerken die zich tot afdeling A rekenen zich ook niet in alles aan alle synodale bepalingen houden. Het is hier niet de plaats om man en paard te noemen, maar het geeft wel aan dat het even onjuist als simplistisch is om kerken binnen het kerkverband te categoriseren op de wijze zoals het moderamen doet. Daar komt nog bij dat te verwachten valt dat binnen beide afdelingen er op verschillende onderwerpen door verschillende kerken kan worden afgeweken van de kerkordening om verschillende redenen. Dat is nu juist karakteristiek aan gereformeerd kerkrecht. Wie die ruimte niet aanvaardt, vervalt in kerkelijke hiërarchie.

 

Niet ter vrije bepaling

En niet alleen artikel 1 van de K.O. laat ruimte voor verschillen, maar ook artikel 31 K.O.; die bepaalt immers dat er geen meerderheidsbesluiten mogen worden genomen die in strijd zijn met Schrift, belijdenis en kerkorde. Het is deze bepaling bij uitstek die voorkomt dat de meerderheid gaat heersen over de minderheid. Het is daarom veelzeggend als een minderheid zich niet kan conformeren aan het meerderheidsstandpunt. Dan schort er iets aan het besluit of de uitspraak. Die omstandigheid rechtvaardigt niet het einde van het gesprek en het opsplitsen van het kerkverband, maar zij rechtvaardigt een intensivering van het gesprek. Luisteren naar de gewetensnood van de ander en zoeken naar ruimte om elkaars overtuiging te kunnen aanvaarden om recht te doen aan iedereen. Daarvoor geeft artikel 85 K.O. ook een verplichting, omdat het kerken verbiedt om over elkaar te heersen. Besluitvorming die wordt opgelegd aan een minderheid tegen haar geweten in, terwijl het geen leerbesluit is, het minderheidsstandpunt niet in strijd is met de Schrift, maar voortvloeit uit een ander Schriftverstaan, is eenvoudigweg in strijd met gereformeerd kerkrecht en kan niet worden aanvaard. Ook hierom is het voorstel van het moderamen een doemscenario, omdat het tegenstellingen maakt, die er, op grond van het kerkrecht, helemaal niet zijn. Wat er wel aan de hand is, is dat de meerderheid het moeilijk vindt om het standpunt van de minderheid te verdragen. En hoewel dat begrijpelijk is, is dat geen reden om daarom het kerkverband maar te splitsen. Het kerkverband staat de kerken niet ter vrije bepaling, want zij behoort Christus toe, omdat zij een geestelijke eenheid is waarvan Christus zelf het hoofd is. Het opsplitsen van het kerkverband is het verbreken van de geestelijke eenheid die geworteld is Christus zelf. Het voorstel betreft een organisatorische, institutaire, reorganisatie van het kerkverband ter beslechting van verschillen in schriftverstaan waartoe de kerken niet bevoegd zijn. Alleen als kerken binnen het kerkverband in strijd handelen, denken en doen met Gods Woord hebben de overige kerken de bevoegdheid hen van het kerkverband af te snijden. Het op andere gronden verbreken van de samenwerking is in strijd met de aard en bedoeling van gereformeerd kerkrecht. 

 

Geestelijke verschraling

Bovendien leidt dit voorstel tot geestelijke verschraling tussen de kerken. Zij ontmoeten elkaar niet meer, gaan daardoor het geestelijke gesprek uit de weg waardoor de kerken van elkaar vervreemden en hun liefde voor elkaar zal verkillen. Het is juist goed dat kerken elkaar ontmoeten en samenwerken in classes, Particuliere Synodes en de Generale Synode. Het dwingt kerken om zich tegenover elkaar te verantwoorden, zich te oefenen in verdraagzaamheid en het zoeken van de eenheid ten bate van de voortgang van het Evangelie en in het belang van de plaatselijke kerken en hun leden. Het leert kerken om te erkennen dat zijzelf de eenheid en de liefde niet in de hand hebben, maar daarin afhankelijk zijn van de Heer van de kerk en zijn Geest. 

 

Curieus en onbetamelijk

Daarom is het merkwaardig dat het moderamen slechts vijf opties heeft, terwijl de belangrijkste optie, de eenheid bewaren en het meerderheidsbesluit niet dwingend aan de kerken op te leggen, niet eens meer wordt genoemd. Dat getuigt van klein geloof en van de mens als maat van alle dingen. Dat past de kerken niet. Vanuit de kerken zijn er meerdere voorstellen gedaan waarover het moderamen met geen woord rept. Daardoor is onduidelijk of die voorstellen door het moderamen zijn onderzocht. Dat is curieus en onbetamelijk. Het voorstel van het moderamen dient daarmee niet de vrede, maar schept wanorde, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

https://tinyurl.com/ynsz542k