Inmiddels is duidelijk dat deze week door het moderamen een voorstel wordt gedaan dat geen voorstel tot scheuring mag heten, maar feitelijk wel is. Het voorstel wordt gepresenteerd als het minst slechte van twee kwaden; maar ook een gecontroleerde scheur, is een scheur. Het gemak waarmee andere opties terzijde worden gesteld, is onbegrijpelijk. Het moderamen schuift de mogelijkheid, in feite de plicht, om elkaar als kerken te verdragen en met elkaar in gesprek te gaan met één pennenstreek als niet realistisch van tafel. Het gemak waarmee dat lijkt te gebeuren, verraadt ook onbegrip over wat de aard en betekenis zijn van een kerkverband en haar ordening. Het voorstel dat het moderamen schetst is een doemscenario.

Inmiddels is duidelijk dat deze week door het moderamen een voorstel wordt gedaan dat geen voorstel tot scheuring mag heten, maar feitelijk wel is. Het voorstel wordt gepresenteerd als het minst slechte van twee kwaden; maar ook een gecontroleerde scheur, is een scheur. Het gemak waarmee andere opties terzijde worden gesteld, is onbegrijpelijk. Het moderamen schuift de mogelijkheid, in feite de plicht, om elkaar als kerken te verdragen en met elkaar in gesprek te gaan met één pennenstreek als niet realistisch van tafel. Het gemak waarmee dat lijkt te gebeuren, verraadt ook onbegrip over wat de aard en betekenis zijn van een kerkverband en haar ordening. Het voorstel dat het moderamen schetst is een doemscenario.
Ontbinding kerkelijke gemeenschap
Een doemscenario omdat het voorstel neerkomt op de ontbinding van de kerkelijke gemeenschap, zoals dr. Bert Loonstra in zijn blog treffend schreef. De formulering is veelzeggend van Loonstra; niet enkel een kerkrechtelijk construct, het kerkverband, maar de gemeenschap, die dat kerkverband vormt, wordt ontbonden. De onderlinge band en verbondenheid worden verbroken. Ook een doemscenario omdat de ruimte die het gereformeerd kerkrecht, en dus ook de CGK-kerkorde, biedt daarmee niet volledig wordt benut. Het voorstel behelst de weg van de minste weerstand, dat contrair gaat aan de aard en de bedoeling van gereformeerd kerkrecht. Artikel 1 van de kerkorde begint met: “Om in de gemeente van Christus naar de vereiste orde te leven (...)”. De ‘vereiste orde’ drukt geen wet van Meden en Perzen uit, maar zoals deze bepaling in een andere weergave van de kerkorde ook wel wordt omschreven ‘de goede’ orde. Haar bindende kracht ligt in het bewaren van de orde binnen de kerken, dat wil zeggen: de vrede. Echter, de kerkorde is geen wet in die zin dat zij rechtens afdwingbare verplichtingen bevatten waaraan geen enkele kerk of geen enkel kerklid zich zou mogen onttrekken. Het doel van de kerkorde zelf brengt namelijk mee dat er van de kerkorde kan worden afgeweken. En met het afwijken van de orde van de kerken door kerken of kerkleden staat niet onmiddellijk de kerkorde op losse schroeven. Hoewel die suggestie ook ter synode lijkt te worden gedaan, is dat onjuist. Uiteraard moeten de kerken waken tegen wanorde in de kerken, maar niet elke afwijking van de kerkorde, en daarop gebaseerde besluiten en uitspraken, leidt tot wanorde.
Gods Woord bindt
In de kwestie van de openstelling van de ambten blijkt dat ook niet het geval te zijn. Inmiddels is er een substantieel aantal kerken binnen het kerkverband die de ambten hebben geopend. Echter, niet het openstellen van de ambten zelf leidt tot wanorde, maar de daarover gevoerde (theologische) discussie. Het kerkverband kan probleemloos functioneren, ook als er plaatselijke kerken zijn die ambten openstellen. Een belangrijk uitgangspunt in het gereformeerde kerkrecht is dat kerkelijke regels, waaronder ook uitspraken en besluiten worden begrepen, niet het geweten rechtstreeks mogen binden, omdat het menselijke bepalingen zijn. Alleen Gods Woord zelf bindt het geweten. Hierin onderscheidt het gereformeerde kerkrecht zich ook nadrukkelijk van het canonieke recht van de Rooms Katholieke Kerk; aan haar kerkorde wordt immers een goddelijk gezag toegekend. In dit kader is het belangrijk om te constateren dat de uitspraken die de synodi hebben gedaan over Vrouw en Ambt geen leeruitspraken betreffen. Dat komt het sterkste tot uitdrukking in het feit dat steeds gezegd is over het minderheidsstandpunt dat het geen tuchtwaardig standpunt is, maar ook dat niet wordt getwijfeld aan de integriteit van degenen die het minderheidsstandpunt huldigen. Het mag ook zonder meer als standpunt worden uitgedragen. Bovendien is er geen enkele synode uitspraak of besluit die het minderheidsstandpunt heeft verworpen omdat het in strijd zou zijn met Gods Woord. Dat zijn argumenten die er toe doen. Blijkens het minderheidsstandpunt vloeit niet noodzakelijkerwijs voort dat de ambten voorbehouden zijn aan mannen. Dat een meerderheid van synode afgevaardigden deze visie op de ambten niet prefereert als resultaat van hun Schriftuitleg, betekent niet dat die meerderheidsvisie daarom een gebod is dat voortkomt uit Gods Woord zelf. Dat brengt ook met zich mee dat het gaat om iets wat niet-noodzakelijk is voor de orde in de kerk. Sterker, door de minderheid tegen haar geweten in te dwingen zich te conformeren aan het meerderheidsstandpunt, wordt hiërarchie in het kerkverband geïntroduceerd. Daarmee wijkt het kerkverband op dit punt dan in wezen niet af van de opvattingen van Rome.
Typerende kwalificaties
Daarom is de formulering van het voorstel opvallend; de typering van de afdeling A bestaat uit “alle kerken die uitspreken zich in alles te willen houden aan de Schrift, de belijdenis, de kerkorde en de synodale bepalingen zoals die tot op heden hun beslag hebben gekregen”, terwijl afdeling B “bestaat uit kerken die zich eveneens willen baseren op Schrift en belijdenis, maar waar plaatselijke afwijkingen voorkomen ten aanzien van de kerkorde en de synodale bepalingen”. Er zit duidelijk verschil in woordkeuze; Afdeling A kerken zijn de kerken die zich houden aan de Schrift et cetera en Afdeling B wil zich baseren op de Schrift et cetera; afdeling B lijkt daarmee een meer vrijblijvende omgang met de Schrift et cetera te hebben dan afdeling B. Dat is een onderscheid dat de verschillen tussen minder- en meerderheid niet juist kwalificeert, maar eerder de minderheid diskwalificeert. Immers, de minderheid heeft ander een Schriftverstaan over het thema vrouw en ambt dan de meerderheid, maar ook de minderheid is er van overtuigd dat zij met haar standpunt zich houdt aan de Schrift, de belijdenis en de kerkorde en de synodale bepalingen met dien verstande dat zij op grond van hun geweten de uitspraak over het gesloten houden van ambten niet kan aanvaarden. En het is bekend dat ook kerken die zich tot afdeling A rekenen zich ook niet in alles aan alle synodale bepalingen houden. Het is hier niet de plaats om man en paard te noemen, maar het geeft wel aan dat het even onjuist als simplistisch is om kerken binnen het kerkverband te categoriseren op de wijze zoals het moderamen doet. Daar komt nog bij dat te verwachten valt dat binnen beide afdelingen er op verschillende onderwerpen door verschillende kerken kan worden afgeweken van de kerkordening om verschillende redenen. Dat is nu juist karakteristiek aan gereformeerd kerkrecht. Wie die ruimte niet aanvaardt, vervalt in kerkelijke hiërarchie.
Niet ter vrije bepaling
En niet alleen artikel 1 van de K.O. laat ruimte voor verschillen, maar ook artikel 31 K.O.; die bepaalt immers dat er geen meerderheidsbesluiten mogen worden genomen die in strijd zijn met Schrift, belijdenis en kerkorde. Het is deze bepaling bij uitstek die voorkomt dat de meerderheid gaat heersen over de minderheid. Het is daarom veelzeggend als een minderheid zich niet kan conformeren aan het meerderheidsstandpunt. Dan schort er iets aan het besluit of de uitspraak. Die omstandigheid rechtvaardigt niet het einde van het gesprek en het opsplitsen van het kerkverband, maar zij rechtvaardigt een intensivering van het gesprek. Luisteren naar de gewetensnood van de ander en zoeken naar ruimte om elkaars overtuiging te kunnen aanvaarden om recht te doen aan iedereen. Daarvoor geeft artikel 85 K.O. ook een verplichting, omdat het kerken verbiedt om over elkaar te heersen. Besluitvorming die wordt opgelegd aan een minderheid tegen haar geweten in, terwijl het geen leerbesluit is, het minderheidsstandpunt niet in strijd is met de Schrift, maar voortvloeit uit een ander Schriftverstaan, is eenvoudigweg in strijd met gereformeerd kerkrecht en kan niet worden aanvaard. Ook hierom is het voorstel van het moderamen een doemscenario, omdat het tegenstellingen maakt, die er, op grond van het kerkrecht, helemaal niet zijn. Wat er wel aan de hand is, is dat de meerderheid het moeilijk vindt om het standpunt van de minderheid te verdragen. En hoewel dat begrijpelijk is, is dat geen reden om daarom het kerkverband maar te splitsen. Het kerkverband staat de kerken niet ter vrije bepaling, want zij behoort Christus toe, omdat zij een geestelijke eenheid is waarvan Christus zelf het hoofd is. Het opsplitsen van het kerkverband is het verbreken van de geestelijke eenheid die geworteld is Christus zelf. Het voorstel betreft een organisatorische, institutaire, reorganisatie van het kerkverband ter beslechting van verschillen in schriftverstaan waartoe de kerken niet bevoegd zijn. Alleen als kerken binnen het kerkverband in strijd handelen, denken en doen met Gods Woord hebben de overige kerken de bevoegdheid hen van het kerkverband af te snijden. Het op andere gronden verbreken van de samenwerking is in strijd met de aard en bedoeling van gereformeerd kerkrecht.
Geestelijke verschraling
Bovendien leidt dit voorstel tot geestelijke verschraling tussen de kerken. Zij ontmoeten elkaar niet meer, gaan daardoor het geestelijke gesprek uit de weg waardoor de kerken van elkaar vervreemden en hun liefde voor elkaar zal verkillen. Het is juist goed dat kerken elkaar ontmoeten en samenwerken in classes, Particuliere Synodes en de Generale Synode. Het dwingt kerken om zich tegenover elkaar te verantwoorden, zich te oefenen in verdraagzaamheid en het zoeken van de eenheid ten bate van de voortgang van het Evangelie en in het belang van de plaatselijke kerken en hun leden. Het leert kerken om te erkennen dat zijzelf de eenheid en de liefde niet in de hand hebben, maar daarin afhankelijk zijn van de Heer van de kerk en zijn Geest.
Curieus en onbetamelijk
Daarom is het merkwaardig dat het moderamen slechts vijf opties heeft, terwijl de belangrijkste optie, de eenheid bewaren en het meerderheidsbesluit niet dwingend aan de kerken op te leggen, niet eens meer wordt genoemd. Dat getuigt van klein geloof en van de mens als maat van alle dingen. Dat past de kerken niet. Vanuit de kerken zijn er meerdere voorstellen gedaan waarover het moderamen met geen woord rept. Daardoor is onduidelijk of die voorstellen door het moderamen zijn onderzocht. Dat is curieus en onbetamelijk. Het voorstel van het moderamen dient daarmee niet de vrede, maar schept wanorde, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.
Reactie toevoegen